Les 4. pezen en spieren

• Dierverzorging
• MBO
• Studiejaar 1

Anatomie

Les 4. De spieren en pezen 

De doelen van vandaag

Je kunt de verschillende spiergroepen van het paard benoemen.

Je kunt de functies van de spiergroepen benoemen.

Je kunt het verschil tussen een ‘agonist’ en ‘antagonist’  benoemen.

Je kunt de functie van de pezen benoemen.

Je kunt de spieren en pezen benoemen van zowel het voor – als  achterbeen van het paard.

Wat gaan we vandaag doen?

Presentatie behandelen  (met terugblik naar vorige lessen)

Aan de slag met werkblad beengebreken 

1. Bovenbeen
2. Dijbeen
3. Borstbeen
4. Schouderblad

1. Lendewervels
2. Heiligbeen
3. Halswervels
4. Borstwervels

1. Kiezen
2. Snijtanden
3. Onderkaak
4. Jukbeen

Welke soorten spieren zijn er?

• Hartspier
• Skeletspieren
• Gladde spieren

Gladde spieren

Rondom en binnenin alle organen, darmen en wanden van de bloedvaten.

Aangestuurd door het autonome zenuwstelsel.

Tragere werking.

Kan langer samengetrokken blijven (is minder snel vermoeid).

Bijv. voorstuwen voedsel in spijsverteringsstelsel, controle blaas en darmen, vaat- en voortplantingsstelsel.

Door deze aansturing kan dit type spierweefsel niet bewust worden aangespannen

Hartspier

Zeer gespecialiseerd.

Sterk, dik en gestreept spierweefsel.

Vormt een combinatie van dwars – en  gladde spieren.

Het is een dwarsgestreepte spier maar de aanspanning van de hartspier gebeurt onbewust.

Ong. 10.000 slagen per dag.

Rondpompen van bloed.

Skeletspieren             

Het skelet ondersteunen en beweging creëren                                                      .

De gewrichten en houding stabiel houden.                                                               

De reikwijdte van de beweging bepalen.                                                                     

Het skelet en de inwendige organen tegen trauma’s beschermen.

Bijdragen aan de thermoregulatie d.m.v. rillen.

Hechten aan tenminste één kant aan het skelet.

Worden gebruikt voor staan, bewegen en ademhalen.

Diepe spieren

Diepe spieren  

Functie: houding en stabiliteit.

Hechten rechtstreeks aan het bot.

Liggen in de buurt van gewrichten.

Hebben vaak verscheidene punten van oorsprong en insteek.

Hebben een groot aantal zenuwuiteinden (signaleren lichaamshouding).

 

Oppervlakkige spieren

Oppervlakkige spieren

 Functie: algemeen de bewegingsspieren.

 Verder verwijderd van botten en gewrichten.

Oorsprong niet alleen in botten, ook bij spieren. 

Voortbeweging van botten.

Spierparen 

Samenwerking tussen spieren.

Agonisten => spieren die samentrekken.

Antagonisten => spieren die ontspannen.

Welke antwoorden horen bij pezen?
(meerdere antwoorden mogelijk)

1. Stugger en minder rekbaar van spieren
2. Is gemaakt van bindweefsel
3. brengen de kracht van de spier over op delen van het skelet
4. waar spieren eindigen, waar zij vasthechten met het bot

1. Kaakspier
2. Kauwspier
3. Halsspier
4. Oorspier

1. Nekspier
2. Korte halsspier
3. Dikke halsspier
4. Lange halsspier

Aan de slag!

Aan het werk met werkblad beengebreken

1,2 en 3. Deze maak je alleen!! 

Daarna aan de slag met je IO. 

Periode 2 --> Les 5, controleer of je op schema loopt!!!!!