Waarschijnlijkheid, p-waarde, onzekerheid, betrouwbaarheid, valide.

Onderzoek 
Betrouwbaar, valide, waarschijnlijkheid, onzekerheid en
p-waarde

Statistiek!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Onderzoek 
Betrouwbaar, valide, waarschijnlijkheid, onzekerheid en
p-waarde

Statistiek!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

betrouwbaar
In de context van een onderzoek heeft het begrip betrouwbaarheid (Engels: reliability) betrekking op de manier van meten. Een betrouwbare meetmethode leidt tot accurate uitkomsten en kenmerkt zich vaak ook door een redelijke verdeling van de meetresultaten.  

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Om de betrouwbaarheid van je onderzoek te bepalen beantwoord je de vraag: “Als ik hetzelfde nog een keer zo zou onderzoeken en de omstandigheden zijn niet veranderd, krijg ik dan dezelfde uitslag?” Een betrouwbaar onderzoek is dus reproduceerbaar.  

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

valide
Validiteit (validity) betekent dat je daadwerkelijk het verschijnsel meet dat je beoogt te meten. Wanneer je bijvoorbeeld een fenomeen als ‘vertrouwen’ wilt meten, zul je moeten nagaan of het instrument dat je daarvoor wilt gebruiken, ook echt geschikt is voor dat doel. Je maakt zo min mogelijk systematische fouten.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Om de validiteit van je onderzoek vast te stellen geef je antwoord op de vraag: “Is de manier waarop ik mijn onderzoek in de praktijk heb uitgevoerd, ook werkelijk de beste manier om mijn hoofd- en deelvragen te beantwoorden?”

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

voorbeeld 1
Een onderzoekster wil weten hoe vaak mensen rommel op straat gooien en benadert daartoe op een drukke zaterdagmiddag in een winkelcentrum rechtstreeks een aantal respondenten met de vraag of zij zich hieraan weleens schuldig maken. De vraag leidt telkens tot hetzelfde antwoord: de overgrote meerderheid van de respondenten zegt dit niet te doen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Dit onderzoek is :
A
betrouwbaar en valide
B
betrouwbaar maar niet valide
C
niet valide en niet betrouwbaar
D
wel valide maar niet betrouwbaar

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

uitleg
De respondenten hebben slechts sociaal wenselijke antwoorden gegeven toen hun op de man af werd gevraagd of zij weleens rommel op straat gooiden. De kans is groot dat de enquête, wanneer ze werd herhaald, opnieuw tot dezelfde resultaten zou leiden; in die zin is het een betrouwbaar instrument. Maar het onderzoek is niet valide, omdat het geen antwoord geeft op de gestelde onderzoeksvraag.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

voorbeeld 2
 Op de afdeling Neonatologie van een ziekenhuis meet men de lichaamstemperatuur van pasgeboren baby’s. Daarbij wordt gebruikgemaakt van vijf oude thermometers, die een afwijking hebben tot twee graden Celsius gemiddeld.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Dit onderzoek is :
A
betrouwbaar en valide
B
betrouwbaar maar niet valide
C
niet valide en niet betrouwbaar
D
wel valide maar niet betrouwbaar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

uitleg
In dat geval is het meetinstrument niet betrouwbaar en kan het ziekenhuis beter andere thermometers kopen. De uitslagen zullen bij herhaling wel telkens rond een verwachte waarde bewegen (van twee graden onder de werkelijke temperatuur tot twee graden erboven), maar de uitslagen zijn niet betrouwbaar genoeg om er uitspraken op te baseren.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Statistiek

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Samen lezen blz. 61
Waarschijnlijkheid dat een verschil tussen twee groepen niet door toeval is veroorzaakt. 
De onzekerheid dat we dit niet precies weten moet zo klein mogelijk zijn. 
p-waarde om te berekenen of het een significant verschil is. Kleine p-waarde = significant verschil = onzekerheid is klein = geen toeval

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Nul-hypothese 
De nulhypothese betekent:
Er is geen significant verschil tussen de meetwaarden van (twee) groepen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

SA,B is de standaardafwijking voor het verschil van de gemiddelden.
Vervolgens kunnen we weer in tabellen opzoeken hoe groot de kans is dat A en B significant verschillen (Ho verworpen) of overeenstemmen (Ho geaccepteerd).
Bij dit opzoeken moeten we rekening houden met het aantal waarnemingen of beter gezegd: het aantal vrijheidsgraden (vaak aangeduid met df =degrees of freedom).

Bij het toepassen van de t-toets is het gebruikelijk er van uit te gaan dat de beide steekproeven van elkaar verschillen en de tabellen geven de kans p aan dat we ons daarin vergissen. De grens is weer 5%
Wat is de verdeling van de gemiddelden? Hebben ze overlap? Minder dan 5% is acceptabel, anders is er geen verschil

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Ga naar STAT - Data - vul L1 (voor a) en L2 (voor b) in 
Ga weer naar STAT - TEST - 2smplt-test - calculate

Slide 19 - Slide

Stat - data - L1 en L2 invullen
Stat - tests - 4 2smplt-test - calculate 
De waarde van de t-toets is 2,3411
Is er een significant verschil?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

De waarde van de t-toets is 2,3411
Dus p < 5%
Ja, er is een significant verschil

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

havo 2021
tijdvak 1

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Meerdere watermonsters zorgen voor hogere (1) en unieke nucleotidevolgorde zorgt voor een hoge (2)
A
(1) en (2) = betrouwbaarheid
B
(1) = betrouwbaarheid (2) = validiteit
C
(1) = validiteit (2) = betrouwbaarheid
D
(1) en (2) = validiteit

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

vwo 2021
tijdvak 2

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Vermindert aspect 1 de betrouwbaarheid of de validiteit van het onderzoek? En aspect 2?
A
(1) en (2) = betrouwbaarheid
B
(1) = betrouwbaarheid (2) = validiteit
C
(1) = validiteit (2) = betrouwbaarheid
D
(1) en (2) = validiteit

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag
Maak opdracht 56 en 57

Maak de opdrachten van thema 1 af. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions