1. Jammer! je hebt een piepklein fout gemaakt.
2. Ik heb mijn pinpas in de gevonden voorwerpen gevonden.
3. Ik heb de spullen vervangen.
4. Wij houden (= lieben) erg van dansen.
5. Ik heb 23 januari een mooie zonnebril gekocht.
6. De muur was heel hard.
7. Ik vind het stom dat de mobieltjes verboden zijn in de klas.
8. Zij is kort geleden naar het bos geweest.