MTH, leerjaar 1, blok 2, les 3

Ademhaling
Les 3

1 / 38
next
Slide 1: Slide
Medisch technisch handelenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Ademhaling
Les 3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Ademhaling 
  • De ademhaling bestaat uit het afwisselend inademen en uitademen van lucht. 
  • Tijdens de inademing wordt zuurstof via de longen opgenomen in het bloed. Bij de uitademing wordt koolstofdioxide afgevoerd. 
  • De ademhaling vindt over algemeen automatisch plaats. 
  • De ademhaling wordt geregeld door het ademhalingscentrum in het verlengde merg van de hersenen.   

Slide 3 - Slide

Ademhalen

Slide 4 - Slide

  • De ademhaling is echter ook kortdurend bewust te beïnvloeden. 

  • Men kan bijvoorbeeld de adem inhouden of bewust sneller gaan ademen. 

  • De ademhaling wordt beïnvloed door de vraag van het lichaam naar zuurstof en de hoeveelheid koolstofdioxide in het bloed.

Slide 5 - Slide

De ademhaling wordt ingedeeld in twee typen:  
• buikademhaling 
• borstademhaling


Over het algemeen hebben mensen een combinatie van buik- en borstademhaling.  

Slide 6 - Slide

BORSTADEMHALING

= hoge ademhaling.

De ribben worden voornamelijk verplaatst.
BUIKADEMHALING

= lage ademhaling.

Het middenrif wordt voornamelijk verplaatst.

Slide 7 - Slide

Bij het beoordelen van de ademhaling wordt op de volgende punten gelet:  

• ademhalingsfrequentie per minuut; 

• regelmaat; 

• diepte; 

• bijgeluiden; 

• kenmerken van kortademigheid. 

Slide 8 - Slide

Beoordelen ademhaling 
Ademhalingsfrequentie  
  • De ademhalingsfrequentie wordt uitgedrukt in het aantal ademhalingen per minuut. 
  • De ademhalingsfrequentie is gemiddeld 15 tot 17 ademhalingen per minuut. 
  • Door variatie van de ademhalingsfrequentie wordt een waarde tussen de 12 tot 20 keer per minuut als normaal aangehouden. 

Slide 9 - Slide

Ademhalingsfrequentie.
  • Een lage frequentie, bradypneu, komt voor bij mensen in diepe slaap of bij gebruik van bepaalde medicijnen, bijvoorbeeld morfine. 

  • Een hoge ademhalingsfrequentie wordt tachypneu genoemd. 

  • Dit kan voorkomen bij inspanning, maar ook bij verschillende aandoeningen van de longen of luchtwegen, koorts en hartafwijkingen. 

Slide 10 - Slide

hyperventilatie 
  • versnelde ademhaling  
  • Meer dan 20 keer per minuut ademhalen 
  • Waar heb je last van?

Slide 11 - Slide

Regelmaat 
  • De tussenpozen tussen de in- en uitademingen dienen ongeveer gelijk te zijn. 

  • Dit wordt een regelmatige ademhaling genoemd. 

  • Als de tussenpozen sterk wisselen, dan wordt dit een onregelmatige ademhaling genoemd. 

Slide 12 - Slide

Diepte
De diepte van de ademhaling geeft een indicatie van de hoeveelheid lucht die wordt ingeademd. 

Slide 13 - Slide

Bijgeluiden 
De normale ademhaling is vrijwel niet hoorbaar. De volgende bijgeluiden kunnen optreden:  

rochelen; ontstaat door slijm of vocht
piepen; door een belemmering van de luchtstroom. Bij astma of COPD
snurken; door een belemmering van de luchtstroom. Kan een teken zijn dat de tong naar achteren is gezakt.

Slide 14 - Slide

doorgaan met ademhalen!

Slide 15 - Slide

Kenmerken kortademigheid 
Als een cliënt ernstig benauwd is, dan kan deze hulpademhalingsspieren gaan gebruiken. 
Hierbij worden de spieren van de schouders en hals gebruikt om de inhoud van de borstkas te vergroten. 

De huid van de cliënt kan blauw kleuren door een tekort aan zuurstof, dit wordt cyanose genoemd. 
Dit is bij de lippen en tong goed te zien. 

Slide 16 - Slide

Typen ademhaling 
Bij het beoordelen van de ademhaling kunnen bepaalde patronen ontdekt worden die een specifieke naam hebben.  

Slide 17 - Slide

Apneu 

Dit is een (tijdelijke) onderbreking van de ademhaling van langer dan 10 seconden. 
Een apneu kan optreden bij een obstructie van de luchtwegen. Bij het obstructief slaapapneusyndroom (OSAS) stoppen mensen meermaals in hun slaap een korte tijd met ademen.   

Slide 18 - Slide

Cheyne-stokes ademhaling  

Dit patroon bestaat uit afwisselend snelle, diepe en onregelmatige ademhalingen gevolgd door een periode van 20 tot 60 seconden dat de ademhaling stopt.  

Deze ademhaling wijst op zuurstofgebrek in de hersenen en wordt met name gezien bij cliënten in de terminale fase, enkele uren voor het overlijden. 

Slide 19 - Slide

Kussmaul ademhaling 
Dit patroon lijkt op continue zuchten door de snelle, zeer diepe ademhaling zonder pauzes. 

Dit type ademhaling komt voor bij stofwisselingsstoornissen waarbij de zuurgraad van het sterk bloed stijgt. 

Cliënten met dit type ademhaling zijn ernstig ziek en zijn vaak al in coma. 

Slide 20 - Slide

Observeren ademhaling 
  • De ademhaling wordt geobserveerd door te kijken naar het op en neer gaan van de borstkas en buik. 
  • De inademing is zichtbaar door het opkomen van de borstkas en/of buik. 
  • De meeste mensen hebben een gecombineerde borst- en buikademhaling. 
  • In sommige gevallen zal één van beiden overheersen. 

Slide 21 - Slide

  • Eén inademing en één uitademing tellen samen als één ademhaling. 
  • Als de ademhaling moeilijk zichtbaar is, kan het helpen om met de eigen hand op de borstkas van de patient te voelen naar de ademhaling. 
  • Wanneer op deze manier geen ademhaling zichtbaar en voelbaar is houdt de zorgverlener de eigen hand op ongeveer 10 cm van de neus en mond van de cliënt om de luchtstroom te voelen. 

Slide 22 - Slide

Om de ademhalingsfrequentie te meten dienen de ademhalingen gedurende 30 seconden geteld te worden. 

De gevonden waarde dient dan vermenigvuldigd te worden met 2. 

Bij een afwijkende ademhaling wordt aangeraden om een volledige minuut te tellen.  

Wanneer een cliënt weet dat op de ademhaling gelet wordt, kan deze anders gaan ademen. 

Het helpt om te doen alsof u de hartfrequentie meet door uw hand op de pols te leggen. 

Slide 23 - Slide

Noem 2 soorten ademhaling

Slide 24 - Open question

Tijdens de inademing wordt ....A.... via de longen opgenomen in het bloed. Bij de uitademing wordt koolstofdioxide afgevoerd.
A
A.Waterstof B.koolstofdioxide
B
A.koolstofdioxide B. Waterstof
C
A.koolstofdioxide B. Zuurstof
D
A.Zuurstof B.koolstofdioxide

Slide 25 - Quiz

De ademhaling is altijd onbewust
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Hoe noemen we een lage ademhalingsfrequentie,
A
Bradycardie
B
Tachycardie
C
Bradypneu
D
Tachypneu

Slide 27 - Quiz

Stelling: De diepte van de ademhaling geeft een indicatie van het zuurstofgehalte van het bloed.
A
Dit is juist
B
Dit is niet juist

Slide 28 - Quiz

Een lage ademhalingsfrequentie wordt ook wel bradypneu genoemd.
Stelling: Bij koorts wordt doorgaans vaak een bradypneu gezien.

A
Dit is juist
B
Dit is niet juist

Slide 29 - Quiz

Een hoge ademhalingsfrequentie wordt tachypneu genoemd.
Vraag: Wanneer is doorgaans geen sprake van tachypneu?
A
Inspanning
B
Koorts
C
Hartafwijkingen
D
Morfinegebruik

Slide 30 - Quiz

Wat is kenmerkend voor een Cheyne-stokes ademhaling?
A
Snelle, diepe, onregelmatige ademhaling
B
Continue ademhaling zonder pauzes
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Geen van de antwoorden zijn goed

Slide 31 - Quiz

Wat is kenmerkend voor een apneu?
A
Ademstop langer dan 10 seconden
B
Is een teken van naderend overlijden
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Geen van de antwoorden zijn goed

Slide 32 - Quiz

Mevrouw de Boer is ernstig ziek en ligt in het ziekenhuis. Een verpleegkundige merkt op dat de ademhaling anders is. Het lijkt alsof ze continu aan het zuchten is doordat er een snelle, zeer diepe ademhaling is zonder ademstops.
Mevrouw de Boer heeft last van:
A
Apneu
B
Cheyenne-stokes ademhaling
C
Kussmaul ademhaling
D
Hyperventilatie

Slide 33 - Quiz

Hoe wordt de ademhaling van een cliënt doorgaans geobserveerd?
A
Met een saturatiemeter aan de vinger
B
Door te kijken naar borstkas/buik bewegingen
C
Door met een stethoscoop te luisteren naar de longen
D
Met de ogen dicht luisteren naar de ademhaling

Slide 34 - Quiz

Hoe lang dienen ademhalingen doorgaans geteld te worden om de ademhalingsfrequentie te meten?
A
15 seconden
B
30 seconden
C
45 seconden
D
1 minuut

Slide 35 - Quiz

Indien een cliënt weet dat er op de ademhaling gelet wordt, gaat deze soms anders ademen.

Vraag: Wat helpt in zo’n geval om toch betrouwbaar te meten?
A
Cliënt afleiden door een gesprek aan te gaan
B
Doen alsof de hartfrequentie gemeten wordt
C
De cliënt de ogen dicht te laten doen
D
Muziek opzetten of de TV aanzetten

Slide 36 - Quiz

Opdracht 
Maak in drietallen vragen over de lesstof van 
blz 5 t/m 16 = 12 bladzijde
12 groepjes 
Elk groepje krijgt 1 bladzijde en maakt 5 vragen 
Noteer de vraag op de voorkant en het antwoord op de achterkant van het kaartjes.

Slide 37 - Slide

Opdracht 
Als jullie vragen zijn goedgekeurd ga je op zoek naar een ander groepjes en ga je elkaar de vragen stellen.

Ga door tot je elke groepje ben langs geweest.

Slide 38 - Slide