dag 5

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Slide

gigantisch
  • heel erg groot;
  • heel erg veel;
  • ander woord: enorm
  • Zin: De rommel in zijn kamer is gigantisch! Hij is nog lang niet klaar met opruimen.

Slide 2 - Slide

begroeten
  • wat je zegt tegen iemand bij aankomst of als iemand ontmoet;
  • In elke cultuur kan het begroeten anders zijn;
  • werkwoord: ik begroet, hij begroet, wij begroeten
  • Zin: Ik begroet mijn vriend, omdat ik hem al lang niet heb gezien.

Slide 3 - Slide

de omgeving
  • het gebied rond iets of iemand;
  • waar je bent;
  • zin: In mijn omgeving zijn veel flatgebouwen.

Slide 4 - Slide

het lawaai
  • hard en vervelend geluid;
  • veel geluid;
  • doet vaak pijn aan je oren.
  • Zin: De leerlingen praten allemaal heel hard door elkaar. Wat een lawaai in de klas!

Slide 5 - Slide

tijdelijk
  • iets wat alleen voor een bepaalde tijd is;
  • niet voor altijd
  • zin: Deze winkel is tijdelijk gesloten. Volgende week is de winkel weer open.

Slide 6 - Slide

In mijn geboorteland, begroeten de mensen elkaar op deze manier:

Slide 7 - Open question

In welke zin is het woord
(het) lawaai
goed gebruikt?
A
Als ik goed luister, hoor ik niets. Wat een lawaai!
B
De leerlingen zijn aan het werk. Ze praten zachtjes met elkaar. Wat een lawaai!
C
De man en vrouw praten met hun kindje. Wat een lawaai!
D
De mensen schreeuwen tegen elkaar. Wat een lawaai!

Slide 8 - Quiz

Het leukste van mijn omgeving, vind ik...............

Slide 9 - Open question

In welke zin is het woord
gigantisch
goed gebruikt?
A
De muis is gigantisch groot.
B
De kat is gigantisch groot.
C
De olifant is gigantisch groot.

Slide 10 - Quiz

Maak een zin met het woord:
tijdelijk

Slide 11 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Slide

Je kan mij ............. even niet bellen. Ik ben met andere mensen aan het praten.

Slide 13 - Open question

De eskimo's ........... elkaar door met de neuzen tegen elkaar te gaan. Zo zeggen zij hallo.

Slide 14 - Open question

Wat een ...............! Ik kan mijn moeder niet horen praten door de harde muziek.

Slide 15 - Open question

Ik heb echt ................. veel geld. Ik ben rijk!

Slide 16 - Open question

In mijn...................is veel te zien: mooie huizen en een park.

Slide 17 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: gigantisch, begroeten, het lawaai, de omgeving, tijdelijk

Slide 18 - Slide