What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Reflexive Pronouns - Unit 3
Reflexive Pronouns
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Reflexive Pronouns
Slide 1 - Slide
Even terug naar het begin. Er zijn verschillende personal pronouns in het Engels. Match de juiste woorden bij elkaar
Ik
Wij
Zij (meisje)
Zij (mv)
Hij
Het
Jullie
Jij
I
You
He
She
It
You (plural)
We
They
Slide 2 - Drag question
https:
Slide 3 - Link
Match nu de personal pronouns met de juiste reflexive pronoun
Themselves
Ourselves
Yourselves
Itself
Herself
Himself
Myself
Yourself
I
You
He
She
It
We
You (plural)
They
Slide 4 - Drag question
Match de Nederlandse vertaling met de juiste reflexive pronoun
Mezelf
Zichzelf
Jezelf
Onszelf
Ourselves
Yourself
Myself
Herself
Himself
Themselves
Itself
Yourselves
Slide 5 - Drag question
Wat valt je op aan de reflexive pronouns in het meervoud?
Slide 6 - Open question
Vraag 1/2: Wat denk je dat reflexive pronouns doen? Wat is het nut ervan of de functie?
A
Het verwijs terug naar een persoon / dier / ding
B
Je vraagt ermee of iets klopt
C
Het geeft aan van wie iets is
D
Je bevestigend een antwoord
Slide 7 - Quiz
Vraag 2/2: Wat denk je dat reflexive pronouns doen? Wat is het nut ervan of de functie?
A
Het geeft informatie over hoe iets gebeurd
B
Je legt de nadruk ergens op
C
Je vraagt ermee of iets klopt
D
Je stelt hiermee een vraag
Slide 8 - Quiz
Meerkeuzevragen
Welke reflexive pronoun kun je verwerken in de zin?
Slide 9 - Slide
The oven turns off automatically.
A
Himself
B
Itself
C
Yourself
D
Themselves
Slide 10 - Quiz
You (plural) will cut the pie....
A
Myself
B
Himself
C
Yourselves
D
Ourselves
Slide 11 - Quiz
They built the car without help.
A
Herself
B
Myself
C
Yourselves
D
Themselves
Slide 12 - Quiz
We stayed at home without a babysitter.
A
Ourselves
B
Youselves
C
Itself
D
Himself
Slide 13 - Quiz
Schrijf de juiste reflexive pronoun op die in de zin past.
Voorbeeld:
I didn’t buy this soup, I made it.
I didn't but this soup, I made it
myself
Slide 14 - Slide
I’m not ironing your shirt. You do it!
Slide 15 - Open question
Don’t call a plumber. He will fix it.
Slide 16 - Open question
Eva cut her hand making dinner.
Slide 17 - Open question
Samenvattend
De regels
Reflexive Pronouns
Slide 18 - Slide
Reflexive pronouns in het enkelvoud eindigen op ____
A
S
B
F
C
VES
D
ED
Slide 19 - Quiz
Reflexive pronouns in het meervoud eindigen op __
A
ED
B
F
C
S
D
VES
Slide 20 - Quiz
Reflexive pronouns worden gebruikt om.....................een persoon / dier / ding
A
bezit aan te geven van
B
aan te geven hoe iets gebeurd met
C
terug te verwijzen naar
D
aan te geven dat iets in de toekomst gebeurd met
Slide 21 - Quiz
Een reflexive pronoun gebruik je ook om.....
A
De nadruk ergens op de leggen
B
aan te geven dat iets gaat gebeuren
C
De verleden tijd aan te geven
D
iets te ontkennen
Slide 22 - Quiz
More lessons like this
Reflexive Pronouns
March 2023
- Lesson with
13 slides
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
Reflexive Pronouns - Unit 3
September 2024
- Lesson with
21 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1-3
Reflexive Pronouns - Unit 3
September 2024
- Lesson with
25 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1-3
Reflexive Pronouns
October 2022
- Lesson with
15 slides
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
Reflexive Pronouns - Unit 3
February 2023
- Lesson with
27 slides
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
Reflexive Pronouns
March 2023
- Lesson with
15 slides
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
3TC Reflexive Pronouns - Unit 4
April 2023
- Lesson with
26 slides
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
Reflexive Pronouns
March 2023
- Lesson with
24 slides
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3