2.2
1 / 37
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Vraag 11. Bij een storm in de zomer waaien vaak meer bomen om dan bij een storm in de winter.
Hoe komt dat?
Hoe komt dat?
Slide 3 - Open question
Vraag 12. Tijdens een storm is het gevaarlijk om buiten te zijn. Maar ook ná een storm kun je beter even niet het bos ingaan. Leg uit waarom.
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Video
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Wat veroorzaakt de seizoenen?
A
het weer
B
de temperatuur
C
de neerslag
D
De scheve aardas
Slide 27 - Quiz
De atmosfeer is
A
De luchtlaag om de aarde
B
Het wolkendek om de aarde
C
Het broeikaseffect in de aarde
D
Het condensatieproces in de lucht
Slide 28 - Quiz
de seizoenen zijn er dus omdat:
A
de aarde draait
B
de aarde rond is
C
de aarde scheef staat
D
de aarde om zon draait
Slide 29 - Quiz
Wat is de breedteligging?
A
De afstand tot de noordpool
B
De afstand tot de evenaar
C
De afstand tussen twee breedtepunten
D
De ligging ten opzichte van een breedtelijn
Slide 30 - Quiz
Hoe lager de breedteligging van een plaats, hoe kouder het is
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
Hoe hoger de breedteligging, hoe warmer het wordt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 32 - Quiz
Midzomernacht betekent dat het dag en nacht donker blijft.
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 33 - Quiz
In de poolnacht wordt het overdag niet licht.
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 34 - Quiz
Poolnacht en midzomernacht bestaan niet op het zuidelijk halfrond.
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 35 - Quiz
Slide 36 - Slide
Leerdoelen behaald?
😒🙁😐🙂😃
