H1.3: Australië in de atlas

uitzoomen =
A
van een klein gebied naar een groot gebied
B
van een groot gebied naar een klein gebied
1 / 53
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

uitzoomen =
A
van een klein gebied naar een groot gebied
B
van een groot gebied naar een klein gebied

Slide 1 - Quiz

! 2 § naar 
Even

Slide 2 - Slide

Bij inzoomen ga je naar een kleiner gebied. je ziet meer details.
A
niet waar
B
waar

Slide 3 - Quiz

Bij uitzoomen wordt de werkelijkheid verkleind, je ziet minder details.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 5 - Quiz

Relatieve afstand= afstand tussen twee plaatsen in reistijd of kosten en kan voor iedereen verschillen!
A
niet waar
B
waar

Slide 6 - Quiz

Bij inzoomen ga je naar een kleiner gebied. je ziet meer details.
A
niet waar
B
waar

Slide 7 - Quiz

Bij uitzoomen wordt de werkelijkheid verkleind, je ziet minder details.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Bij uitzoomen wordt de werkelijkheid verkleind, je ziet minder details.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 10 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 11 - Quiz

Relatieve afstand= afstand tussen twee plaatsen in reistijd of kosten en kan voor iedereen verschillen!
A
niet waar
B
waar

Slide 12 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 13 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 14 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 15 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 16 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 17 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 18 - Quiz

natuurlijke elementen
inrichtings elementen
oerbossen
bergen
akkers
bruggen
vulkanen
wegen
rivieren
Kanalen

Slide 19 - Drag question

Relatieve afstand= afstand tussen twee plaatsen in reistijd of kosten en kan voor iedereen verschillen!
A
niet waar
B
waar

Slide 20 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 21 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 22 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 23 - Quiz

Absolute afstand = de afstand tussen twee plaatsen in een rechte lijn!
A
niet waar
B
waar

Slide 24 - Quiz

natuurlijke elementen
inrichtings elementen
oerbossen
bergen
akkers
bruggen
vulkanen
wegen
rivieren
Kanalen

Slide 25 - Drag question

in de atlas
H 1.3

Slide 26 - Slide

Soorten kaarten

►Twee soorten kaarten:

  •   ● overzichtskaarten: geven een overzicht van een gebied. waar  dingen zijn.

  •  ● thematische kaarten: gaan over een bepaald onderwerp (thema),  zoals klimaat of talen.  

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Bevolkingsdichtheid
 ● Vooral in grote steden wonen               veel mensen op
    1 km2 (=                       ).
 ● In gebieden buiten de grote steden en in het binnenland (outback) wonen weinig mensen op 1 km2
    
(=                      ).

►Bevolkingsdichtheid: hoeveel mensen ergens per vierkante kilometer
    (km2) wonen.   

bevolkingsdichtheid =

oppervlakte
aantal inwoners
dichtbevolkt
dunbevolkt

Slide 29 - Slide

Werken met de atlas
Atlas: een boek met kaarten                                 Zoektips:

Slide 30 - Slide

Werken met de atlas

Slide 31 - Slide

Werk in uitvoering 1!
Opdracht 1: Lees TB blz 12 "Soorten kaarten" en                                                                   "bevolkingsdichtheid" goed door.
Opdracht 2: Noteer vragen die je misschien hebt in je     
                        aantekenschrift.
Opdracht 3: Maak Digitaal opdr 1, 2, 3,4,5
timer
20:00

Slide 33 - Slide

Werk in uitvoering 2!
Opdracht 1: Lees TB blz 13 "Werken met de atlas" goed door.
Opdracht 2: Noteer vragen die je misschien hebt in je     
                        aantekenschrift.
Opdracht 3: Maak Digitaal opdr 6, 7, 8, 9 en de samenvatting

timer
10:00

Slide 34 - Slide

Je gebruikt de bladwijzer, als je de plaats èn het land weet.
A
onjuist
B
juist

Slide 35 - Quiz

In het namenregister staan alléén de namen van landen en plaatsen.
A
onjuist
B
juist

Slide 36 - Quiz

In het namenregister staan alle aardrijkskundige namen op alfabet.
A
onjuist
B
juist

Slide 37 - Quiz

Het trefwoordenregister heet ook wel zaakregister.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quiz

Het namenregister gebruik je als je wel de naam weet, maar niet het land waar het ligt.
A
onjuist
B
juist

Slide 39 - Quiz

In het zaakregister staan de onderwerpen op alfabet.
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quiz

Wat betekent: 76 E2
A
vak-kaartnummer
B
kaartnummer-vak

Slide 41 - Quiz

Als ik op een kaartblad naar een vak ga, gebruik ik het aardrijkskundige begrip ...........

Slide 42 - Open question

Welke twee soorten kaarten zijn er in de aardrijkskunde?
A
wegenkaarten + thematische kaarten
B
overzichtskaarten + thematische kaarten
C
bergkaarten + overzichtskaarten
D
wegenkaarten + bergkaarten

Slide 43 - Quiz

Een thematische kaart geeft alle informatie over een gebied.
A
juist
B
onjuist

Slide 44 - Quiz

Een thematische kaart gaat over één onderwerp.
A
juist
B
onjuist

Slide 45 - Quiz


Bij bevolkingsdichtheid kijken we naar het aantal mensen per m2
A
onjuist
B
juist

Slide 46 - Quiz


In Australië wonen ongeveer 3 mensen per km2. We zeggen dan: "Australië is ..................... ."

Slide 47 - Open question

In het binnenland van Australië wonen weinig mensen. Redenen kunnen zijn:
A
te koud
B
geen vruchtbare grond
C
te heet
D
bergen

Slide 48 - Quiz

Het tegenovergestelde van dunbevolkt is

Slide 49 - Open question


Hoe reken je de bevolkingsdichtheid van een land uit?
A
aantal km2 gedeeld door aantal inwoners
B
aantal m2 gedeeld door aantal inwoners
C
aantal inwoners gedeeld door aantal m2
D
aantal inwoners gedeeld door aantal km2

Slide 50 - Quiz


Slide 51 - Open question


Slide 52 - Open question


Slide 53 - Open question