Grammatica zinsdelen onderwerp

Grammatica zinsdelen


onderwerp


timer
1:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen


onderwerp


timer
1:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

1.Uitleg: 'Onderwerp'.
2.Aan de slag
3.Controle lesdoelen

Slide 2 - Slide

Grammatica zinsdelen
Het onderwerp
Lesdoelen
1. Je weet wat een onderwerp van een zin is.

2. Je weet dat de persoonsvorm en het onderwerp bij elkaar horen.

3. Je kunt het onderwerp vinden in een zin.

Slide 3 - Slide

Het onderwerp (ow) :

- geeft aan wie of wat iets doet in de zin.
- is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.
- heeft ALTIJD hetzelfde getal als de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud. 
- begint nooit met een voorzetsel.

Slide 4 - Slide

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?

1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp

Slide 5 - Slide

Aan de slag

1. Je maakt opdracht 1 t/m 3 (blz. 208)
2. Je werkt in stilte
3. 10- 15 minuten

Ben je klaar? Dan ga je verder lezen in je leesboek. 


Slide 6 - Slide

Controle lesdoelen
Het onderwerp van een zin kunnen vinden.

Slide 7 - Slide

de vervelende docenten
Kan dit het onderwerp van een zin zijn?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

de machines
Kan dit het onderwerp van een zin zijn?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Welk deel van de stad werd door de orkaan verwoest?

Slide 10 - Open question

Wat is het onderwerp?
Tijdens het eten las mijn vader de krant voor.

Slide 11 - Open question

persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
eet
Piet
vallen
de stoel
de hond
sliep
de rozen
bloeide

Slide 12 - Drag question