This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H3 De bank en jouw geld
3.1 Hoe betaal je?
3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld!
3.4 Nog meer bankzaken
Log alvast in op lessonup
Slide 1 - Slide
Vandaag
1. Terugblik §3.2
2. Doornemen §3.3
3. Zelfstandig werken
4. Afsluiting
Slide 2 - Slide
Op je spaardeposito staat 5500 euro. Je krijgt hierop 1,2% rente. Hoeveel krijg je over een periode van 4 jaar.
Slide 3 - Open question
€ 6 000 aan 0,65 % rente. samengestelde rente, 4 jaar. Wat is de groeifactor
Slide 4 - Open question
€ 4.000 aan 1,2 % rente Bereken de samengestelde rente na 4 jaar
Slide 5 - Open question
Als de prijzen 4% stijgen en je spaarrente 2% is, en je hebt 2000 euro spaargeld, dan..
A
is er lage inflatie
B
houd je meer geld over
C
daalt de koopkracht van je spaargeld
D
stijgt je spaarbedrag met 80 euro
Slide 6 - Quiz
Over € 100 spaargeld krijg je 3% samengestelde interest; hoeveel rente heb je na 5 jaar ontvangen?
A
€ 100 x 0,03 x 5 = € 15
B
€ 100 x 1,03^5 = € 115,93
C
€ 115,93 - € 15 = € 0,93
D
€ 115,93 - € 100 =
€ 15,93
Slide 7 - Quiz
I. Door inflatie stijgt de koopkracht van het spaargeld. II. Voor het kopen van een auto kun je een hypothecaire lening afsluiten. De auto is daarbij het onderpand.
A
beide beweringen zijn juist
B
beide beweringen zijn onjuist
C
bewering 1 is juist en 2 onjuist
D
bewering 1 is onjuist en bewering 2 juist
Slide 8 - Quiz
Doelen vandaag
Je kunt vier leenmotieven noemen en herkennen
Je kunt de kredietkosten van een lening berekenen
Je kunt de meest voorkomende kredietvormen noemen en herkennen
Je kunt uitleggen hoe een koop op afbetaling werkt
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
02:00
Meneer Boet leent geld om een nieuwe auto te kopen. Wat is het leenmotief van Meneer Boet?
A
tijdelijk geld tekort
B
duurzaam consumptie goed
C
onverwachte gebeurtenis
D
huis kopen
Slide 11 - Quiz
02:52
Tess en Vinn komen geld tekort om een auto te kopen. Ze willen geld lenen. Tess wil een persoonlijk lening, maar Vinn denkt dat een doorlopend krediet beter is. Wie heeft gelijk? Leg je antwoord uit.
Slide 12 - Open question
04:01
Lening in euro's: € 5.000 Looptijd 24 mnd: maandtermijn € 225 Hoeveel euro zijn de kredietkosten?
A
€ 225
B
€ 400
C
€ 5.400
D
€ 5.000
Slide 13 - Quiz
Leenmotieven
Slide 14 - Slide
Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen. Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.
Een ander woord voor een geleend bedrag is krediet of kredietsom
Alles wat je meer terug betaald dan je geleend hebt zijn de kredietkosten
Het bedrag dat je maandelijks aan rente en aflossing betaald is het maandbedrag of termijnbedrag
Slide 16 - Slide
Kredietkosten
kredietkosten
Slide 17 - Slide
Ik ga 25.000 lenen in 60 maanden. Wat zijn de kredietkosten? En druk de kredietkosten uit in een % van de lening.
Slide 18 - Open question
Soorten consumptief krediet
Persoonlijke lening: lening met een vast aantal termijnen en een vast rentepercentage
Doorlopend krediet: lenen tot een afgesproken bedrag, je betaald maandelijks terug.
Salariskrediet: rood staan op je betaalrekening, hoe hoog is afhankelijk van je salaris.
Koop op afbetaling/huurkoop: een product kopen en in termijnen betalen. Deze termijnbedragen worden verhoogd met rente
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Bij de Wehkamp kun je een iPhone op afbetaling kopen. De normale prijs is € 639,-. Bij koop op afbetaling betaal je 48 maanden een bedrag van €15,48. Bereken hoeveel kredietkosten (rentekosten) je betaalt.
Slide 21 - Open question
Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Rekening-courantkrediet
D
Koop op afbetaling
Slide 22 - Quiz
Vul het juiste woord in: bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager
Slide 23 - Quiz
Weektaken
Weektaak: 3.3 en 3.4, + rekenen vraag 1 tm 9
Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken