samenvatting quizvragen H2

1 / 43
next
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

0

Slide 1 - Video

Mag iedereen een keurmerk beginnen?
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Is een keurmerk altijd betrouwbaar?
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Wie geeft de beste 'koop' informatie over een iPad?
A
de docent
B
een vriend
C
de consumentenbond
D
apple store

Slide 4 - Quiz

Welke hoort NIET tot de consumentenorganisaties?
A
ANWB
B
Vereniging Eigen Huis
C
IKEA
D
Goede Waar & Co

Slide 5 - Quiz

Welke term hoort bij:
De macht/kracht van de consument op wat de producent verkoopt.
A
Consumenten kracht
B
Kopers macht
C
Consumer Power
D
Danoontje Power

Slide 6 - Quiz

welke website kun je controleren of een keurmerk wel onafhankelijk en betrouwbaar is ?
A
Acm
B
fairtrade
C
thuiswinkel waarborg
D
kema keur

Slide 7 - Quiz

consumentenorganisaties doen onderzoek naar gelijk soortige producten van verschillende merken hoe heet zo'n onderzoek ?
A
vergelijkend warenonderzoek
B
merkonderzoek
C
producten onderzoek
D
prijs onderzoek

Slide 8 - Quiz

Een Peugeot scooter kost € 2.129.
Een Kymco scooter kost € 1.749.
Hoeveel procent is de Peugeot duurder dan de Kymco?


Slide 9 - Open question

0

Slide 10 - Video

0

Slide 11 - Video

Welke wet is van toepassing als je iets via internet koopt?

A
Warenwet
B
Wet koop op afstand
C
Wet product aansprakelijkheid
D
Colportagewet

Slide 12 - Quiz

Welke wet gaat over verkoop aan de deur?
A
Colportagewet
B
Wet koop op afstand
C
Wet product-aansprakelijkheid
D
Koop aan de deur wet

Slide 13 - Quiz

Welke wet is van toepassing als je iets via internet koopt?

A
Warenwet
B
Wet koop op afstand
C
Wet product aansprakelijkheid
D
Colportagewet

Slide 14 - Quiz

Mandy haalt eten bij de snackbar en vindt dat de hygiënische omstandigheden daar slecht zijn. Mandy dient een klacht in. Welke wet wordt hier misschien overtreden?
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid

Slide 15 - Quiz

Geldt het consumentenrecht ook als je iets koopt van een particulier?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Wat valt niet onder de Colportagewet?
A
avondje bij de buren waarop een vertegenwoordigster cosmetica verkoopt
B
verkopen tijdens een georganiseerde boottocht
C
huis aan huis verkopen
D
verkopen tijdens een goede doelendag op school

Slide 17 - Quiz

wat is een verzameling van wetten en regels die de consument beschermt bij de aankoop van producten ?
A
consumentenwetten
B
consumentenregels
C
consumentenrecht
D
productregels

Slide 18 - Quiz

Geldt het Consumentenrecht ook als je iets koopt via Marktplaats?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

0

Slide 20 - Video

Noem 2 voordelen van het kopen van een huis.

Slide 21 - Open question

Noem 2 voordelen van het huren van een huis.

Slide 22 - Open question

Als je het koopcontract hebt getekend is het huis officieel van jou
A
Eens
B
Oneens

Slide 23 - Quiz

Je hebt een notaris niet nodig bij de aankoop van een huis, maar een makelaar wel
A
Eens
B
Oneens

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Noem een ontbindende voorwaarde die vaak in een voorlopig koopcontract staat.

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

0

Slide 29 - Video

Wat is juist?
A
Bij een huurhuis is de huurbaas de eigenaar.
B
Bij een koophuis betaal je huur.
C
Een hypotheek wordt iedere maand hoger.
D
Bij een huurhuis heb je altijd recht op huurtoeslag.

Slide 30 - Quiz

Hoe kan de overheid de milieuproblemen aanpakken?
A
Promoten van scheiden van afval.
B
Door meer belasting te heffen op milieuvervuilende producten.
C
Wet- en regelgeving CO 2 uitstoot voor bedrijven regelen.
D
Alle 3 antwoorden zijn goed.

Slide 31 - Quiz

De overheid wil meer toe naar het principe 'de vervuiler betaalt'. Als dit lukt, wat gebeurt er dan met de maatschappelijke kosten?
A
Blijven gelijk.
B
Dit heeft niets te maken met maatschappelijke kosten.
C
Stijgen.
D
Dalen.

Slide 32 - Quiz

Betalen consumenten toch mee als het principe "De vervuiler betaalt" wordt toegepast?
A
De bedrijfskosten nemen toe en zo ook de consumenten prijs.
B
De lonen van consumenten stijgen niet maar de winst van de bedrijven wel.
C
De bedrijfskosten nemen af en moeten en de consumenten meer betalen.
D
De prijs heeft niets te maken met de milieukosten.

Slide 33 - Quiz

Waarom zijn maatschappelijke kosten vervelend voor de burgers?
A
Omdat de burgers moeten meebetalen aan het oplossen van de vervuiling van een ander.
B
Omdat burgers hierdoor minder geld verdienen.
C
Omdat bedrijven hierdoor meer winst maken.
D
Omdat burger hierdoor niet in een schoon land kunnen leven.

Slide 34 - Quiz

Wat betekent hergebruik (recycling)
A
Nieuwe producten maken van bestaande producten.
B
Zo min mogelijk weggooien, maar producten langer gebruiken.
C
Het maken van nieuwe producten uit afval.
D
Duurzaam leven.

Slide 35 - Quiz

Productie levert milieuschade op. Wat is waar over milieuschade?
A
Milieuschade is direct merkbaar.
B
Herstellen is onmogelijk.
C
Milieuschade is niet direct merkbaar.

Slide 36 - Quiz

Elektrische apparaten verbruiken de laatste jaren steeds minder energie. Toch is het energieverbruik door apparaten toegenomen. Hoe kan dit?
A
Er zijn meer eenpersoons huishoudens gekomen
B
De bevolking is toegenomen
C
Er worden steeds meer elektrische apparaten gebruikt in Nederland.

Slide 37 - Quiz

In welk geval werkt de consument NIET mee aan een beter milieu?
A
Spullen te koop aanbieden op Marktplaats.
B
Hout kopen met het FSC-keurmerk.
C
Met de trein reizen.
D
De verwarming hoog zetten en de ramen openen.

Slide 38 - Quiz

doordat de wegen drukker worden, wordt de luchtkwaliteit
A
beter
B
slechter

Slide 39 - Quiz

Wanneer meer automobilisten een elektrische auto gaan rijden wordt de luchtkwaliteit
A
beter
B
slechter

Slide 40 - Quiz

Je wilt graag een eigen huis bouwen dat is:
A
consumeren
B
een behoefte
C
produceren

Slide 41 - Quiz

Als, door milieu-onvriendelijk produceren, luchtvervuiling ontstaat, is sprake van
A
subsidie
B
maatschappelijke kosten

Slide 42 - Quiz

milieuvervuiling door uitlaatgassen zijn maatschappelijke kosten (het kost de maatschappij geld)
A
ja
B
nee

Slide 43 - Quiz