Oefentoets

Oefenvragen Mens & Maatschappij
Leerwerkboek 2. Voedsel


1 / 14
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefenvragen Mens & Maatschappij
Leerwerkboek 2. Voedsel


Slide 1 - Slide

De eerste mensen leefde van planten en dieren. Welke naam hebben de eerste mens daarom gekregen?
A
De boeren.
B
De boeren-jagers.
C
De jagers-verzamelaars.
D
De verzamelaars-boeren.

Slide 2 - Quiz

Welke betekenis past bij het begrip nomaden? Kies het juiste antwoord.
A
Mensen die op één plek blijven wonen.
B
Mensen die van plek naar plek rondtrekken.
C
Mensen die eten verbouwen in hun tuin.
D
Mensen die eten zoeken in de natuur.

Slide 3 - Quiz

Vul de zin aan:
'Het tropisch regenwoud is een warm gebied rond de evenaar …'
A
waar veel verschillende planten groeien.
B
met weinig plantengroei.
C
waar weinig noten en vruchten zijn.
D
waar het koud is.

Slide 4 - Quiz

De volgende zinnen hebben te maken met het weer of het klimaat. Sleep de zinnen naar het passende begrip.
Weer
klimaat

1. Ik ga vandaag met de bus naar school want ik wil niet door de regen fietsen.

2. Wij gaan op vakantie naar Italië omdat je in de zomer kunt genieten van de zon.

Slide 5 - Drag question

Leg uit wat het verschil is tussen 'weer' en 'klimaat'?

Slide 6 - Open question

In welk antwoord staan verschillende vormen van neerslag?
A
Regen, wind, sneeuw.
B
Sneeuw, hagel, ijs.
C
Zonneschijn, regen, hagel.
D
Regen, mist, sneeuw.

Slide 7 - Quiz

De eerste boeren leefde 10.000 jaar geleden in het Midden-Oosten. Bekijk de afbeelding. Hoe noemen we dit gebied?

Slide 8 - Open question

Welk onderdeel van landbouw laat de afbeelding zien?

Slide 9 - Open question

Welk onderdeel van landbouw laat de afbeelding zien?

Slide 10 - Open question

Welke betekenis past bij het begrip 'irrigatie' ?
A
Het overstromen van de Nijl door het regenseizoen.
B
Water opvangen en bewaren door het aanleggen van dijken en graven van kanalen.
C
Het gebruik van boten als over de rivier als transportmiddel.
D
Water gebruiken voor veeteelt.

Slide 11 - Quiz

Wie had(den) in het oude Egypte de meeste macht?
A
De boeren.
B
De farao.
C
De goden.
D
De ambtenaren.

Slide 12 - Quiz

Wat deed de farao met het deel van de oogst dat hij van de boeren ontving?
A
Hij verkocht dit aan het buitenland.
B
Hij legde elk jaar voor zichzelf een privé voorraad aan, voor als er hongersnood uit zou breken.
C
Hij betaalde daarmee de mensen die voor hem werkten.
D
Hij kocht er goud van.

Slide 13 - Quiz

Wat is de functie van de piramides?
A
Graf voor de farao.
B
Huis voor de farao.
C
Als opslagplaats voor de oogst.
D
Ze werden gebouwd omdat ze heel erg indrukwekkend zijn.

Slide 14 - Quiz