Misdrijven herhaling

Welkom
Welkom
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Welkom

Slide 1 - Slide

Soorten rechters

kantonrechter 

(overtredingen)


politierechter

(lichte misdrijven) 


meervoudige kamer

(zware misdrijven)

Slide 2 - Slide

"Diefstal in Maastricht opgelost, (...) komt morgen voor de rechter."
Welk woord kun je op de puntjes invullen?
A
dader
B
officier van justitie
C
verdachte

Slide 3 - Quiz

Officier 
van
justitie
Rechter
Verdachte
Advocaat
Ik word verdacht van mishandeling.
Ik vertel waar de verdachte van wordt beschuldigd.
Ik verdedig de verdachte zo goed mogelijk.
Ik beslis of de verdachte schuldig is.

Slide 4 - Drag question

Welke extra informatie heeft de officier van justitie nodig om een keus te kunnen maken tussen mishandeling of zware mishandeling?

Slide 5 - Open question

Piet wilde het slachtoffer flink laten schrikken en hem een paar blauwe plekken bezorgen. Dan is het
A
zware mishandeling
B
mishandeling
C
openlijke geweldpleging
D
geen van de vorige antwoorden

Slide 6 - Quiz

Een jongen vernielt een bushokje.
Omstanders zien het gebeuren en bellen de politie.
A
Vernieling
B
Openlijke geweldpleging
C
Openlijke vernieling
D
Groep-vernieling

Slide 7 - Quiz

Een groep mensen schopt en slaat op straat een man in elkaar.
A
Mishandeling
B
Zware mishandeling
C
Openlijke geweldpleging
D
Vernieling

Slide 8 - Quiz

Een groep voetbalsupporters bestormen een kroeg en slaan de boel kort en klein.
A
Openlijke geweldpleging
B
Mishandeling
C
Vernieling
D
Zware mishandeling

Slide 9 - Quiz

In het gemeentehuis is iemand heel boos op de ambtenaar van de gemeente. Na twee keer vorderen gaat de persoon niet weg. Deze maakt zich dan schuldig aan......
A
Lokaalvredebreuk
B
Huisvredebreuk
C
Lokale huisvredebreuk
D
Gemeentevredebreuk

Slide 10 - Quiz

De jongen van 11 wordt voor de tweede keer gepakt voor diefstal uit een supermarkt. Wat zal er waarschijnlijk gebeuren?
A
De jongen wordt niet strafrechtelijk vervolgd
B
de officier zal een schikking voorstellen
C
de jongen wordt doorverwezen naar Halt
D
de zaak wordt voorgelegd aan de kinderrechter

Slide 11 - Quiz

Op welk moment is er sprake van diefstal? Kies het juiste antwoord.
A
Als de klant met een product uit de winkel langs de kassa is gegaan zonder te betalen.
B
Als de klant een product in zijn tas geeft gedaan en niet van plan lijkt deze te gaan betalen.
C
Als je klant zich verdacht gedraagt en jij sterke vermoedens hebt van de kwade intentie.

Slide 12 - Quiz

We gaan naar een nieuw onderwerp

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Er is in het filmpje sprake van
A
Brand door schuld
B
Brandstichting
C
Brandstichting door schuld
D
Openlijk geweld

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Waarom is de aanklacht tegen de veroorzaker van de brand in het filmpje: brand door schuld?

Slide 17 - Open question

Verschil Brandstichting/ Brand door schuld
Brandstichting: Opzet aansteken brand of                                            
     teweegbrengen ontploffing  of   
veroorzaken overstroming  of
en Risico voor schade voor anderen                                                     
Brandstichting: opzet brand/ ontploffing/ overstroming
                               Risico voor schade voor derden


Brand door schuld: Geen opzet
                                      Wel schade voor derden.

Slide 18 - Slide

Bij het repareren van mijn schuurdak vat mijn dak vlam. Ik weet de brand te blussen, maar mijn dak is beschadigd en de buren hebben waterschade.
Er is sprake van
A
brandstichting
B
vernieling
C
brand door schuld
D
openlijke geweldpleging

Slide 19 - Quiz

Nigel steekt in de tuin een stapel oude Donald Ducks in brand. Het papier rookt heel erg en de buren komen klagen. Zij noemen het brandstichting. Is dit juist.
A
Ja, de buren hebben last van het vuur.
B
Ja, de buren lopen een reëel risico dat de brand overslaat naar hun huis.
C
Nee, dit is brand door schuld
D
Nee, er is geen sprake van een misdrijf

Slide 20 - Quiz