This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
DOEL
- je kunt kernzinnen van alinea's herkennen
- je kunt hoofdzaken herkennen
- je kunt het verschil zien tussen bijzaken en hoofdzaken
- je kunt de hoofdgedachte herkennen
KERNZINNEN, HOOFDZAKEN
EN HOOFDGEDACHTE IN EEN TEKST
Slide 2 - Slide
HOOFDZAKEN
- wat belangrijk is in een tekst
- hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de
kernzin van elke alinea
- tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook
helpen om hoofdzaken te vinden
Slide 3 - Slide
HOOFDGEDACHTE
van een tekst
het belangrijkste van een tekst kan
in één zin samengevat worden:
de hoofdgedachte
Slide 4 - Slide
HOOFDGEDACHTE
van een tekst
-je vindt de hoofdgedachte van een tekst door de vraag te stellen:
Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
- de hoofdgedachte van een tekst staat vaak in de inleiding of in het slot van een tekst
Slide 5 - Slide
Hoofdgedachte en bijzaak
De hoofdgedachte =
onderwerp + dat wat daarover verteld wordt
De hoofdgedachte kun je vinden door te vragen:
Wat zegt de schrijver van de tekst over het onderwerp?
Minder belangrijke informatie, zoals een voorbeeld of
extra uitleg, noemen we bijzaken.
Slide 6 - Slide
Onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp= waar de tekst over gaat
Hoofdgedachte is wat wil de schrijver mij over het onderwerp vertellen.
Slide 7 - Slide
Tekstsoorten
Teksten kunnen meer doelen tegelijk hebben,
bijvoorbeeld informeren en overtuigen.
Het belangrijkste doel bepaalt tot welke
soort we de tekst rekenen.
Slide 8 - Slide
Tekstsoort: Informatieve tekst
De schrijver of spreker geeft informatie over een bepaald onderwerp. De tekst is neutraal en geeft feiten.
De bedoeling is informeren.
Slide 9 - Slide
Tekstsoort betogende tekst
De schrijver of spreker geeft zijn mening over een bepaald onderwerp. De bedoeling is overtuigen.
Daarvoor geeft hij argumenten.
Bijvoorbeeld: een reactie op een artikel, ingezonden brief, tekst van een politieke partij.
Slide 10 - Slide
Tekstsoort: Instructieve tekst
De schrijver of spreker legt stap voor stap uit
hoe je iets moet doen.
De bedoeling is dat je een handeling goed uitvoert.
Slide 11 - Slide
Tekstsoort: verhalende tekst
De schrijver vertelt een verhaal of drukt gevoelens en emoties uit; de zender wil de ontvanger ontspannen, raken of ontroeren.
Bij dit soort tekst is het tekstdoel:
entertainen, ontroeren, raken, ontspannen.
Slide 12 - Slide
Tekstdoelen
Elke tekst heeft een doel.
Er zijn verschillende doelen.
aak hebben teksten ook meerdere doelen en mag je er maar één kiezen. Ben dan kritisch in je keuze.
Slide 13 - Slide
Tekstdoel: Informeren
De schrijver wil dat je over een bepaald onderwerp
iets te weten komt.
Voorbeelden hiervan zijn een nieuwsbericht, een leerboek voor school, een woordenboek, een tweet over een bepaald onderwerp, een zakelijke brief. Er staan feiten in.
Slide 14 - Slide
Tekstdoel: Overtuigen
De schrijver wil je overtuigen van een bepaalde mening.
Voorbeelden hiervan zijn een reclametekst, een recensie, een column, een recensie.
Slide 15 - Slide
Tekstdoel:
INSTRUCTIE GEVEN of INSTRUEREN:
De schrijver leert je stap voor stap om een handeling
goed uit te voeren.
Voorbeelden hiervan zijn een kookrecept, een gebruiksaanwijzing, een werkrooster.
Slide 16 - Slide
Tekstdoel:
Amuseren of vermaken
De schrijver wil dat je geniet van een tekst.
Voorbeelden hiervan zijn een leesboek, een verhaal in een tijdschrift, een e-mail van een vriend, een gedicht.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Hoofdzaken
Bijzaken
Onmisbaar om een verhaal te begrijpen
Uitleg of details / extra informatie
Staan vaak in de inleiding of het slot
Staan vaak in kernzinnen
Slide 19 - Drag question
Ik ben echt dol op alle soorten chocolade. Mars, Twix, Snickers en Bounty eet ik graag.
Zin 1 is de hoofdzaak.
Zin 2 is de hoofdzaak.
Slide 20 - Poll
Kuifje, Lucky Luke of Guus Flater zijn bij veel kinderen onbekend. Oudere strips zijn niet meer zo populair als vroeger.
Zin 1 is een hoofdzaak.
Zin 2 is een hoofdzaak.
Slide 21 - Poll
Veel ouderen zien met een smartphone door de bomen het bos niet meer. Zij hebben moeite om te erachter te komen welke apps handig zijn en welke niet.