Benoem de onderstreepte woorden. Kies uit: vr.vnw, betr.vnw, betr.vnw m.i.a, onbep.vnw of onbep.hoofdtelw. Noteer achter (een) betrekkelijk(e) voornaamwoord(en) het antecedent.
Waarom wil je me niet vertellen wat er tussen jullie is voorgevallen?
Volgens mij is wat je nu gedaan hebt, echt ontoelaatbaar.
Heeft u misschien wat suiker voor me? Ik heb niets meer.
Griesmeel met bessensap is het lekkerste wat ik ooit bij mijn oma gegeten heb.