20240212 Rekenen

Ik weet wat een percentage boven de 100% betekent en kan hier mee rekenen. Ik kan eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken, zoals 1 op de 3, is dat meer of minder dan de helft.
1 / 38
next
Slide 1: Slide
RekenenTaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 38 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Ik weet wat een percentage boven de 100% betekent en kan hier mee rekenen. Ik kan eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken, zoals 1 op de 3, is dat meer of minder dan de helft.

Slide 1 - Slide

klaar?
redactiesommen.nl

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

ma-za: €5,- per uur
zo:        €?? per uur

Slide 4 - Slide

150% van €5,00 =

Slide 5 - Slide

150% van €5,00 =
100% van €5,00 =
  50% van €5,00 =

Slide 6 - Slide

150% van €5,00 =
100% van €5,00 = €5,00 
  50% van €5,00 =

Slide 7 - Slide

150% van €5,00 =
100% van €5,00 = €5,00 
  50% van €5,00 = €2,50 

Slide 8 - Slide

150% van €5,00 = €7,50 
100% van €5,00 = €5,00 
  50% van €5,00 = €2,50 

Slide 9 - Slide

150% van €5,00 = €7,50 
100% van €5,00 = €5,00 
50% van €5,00 = €2,50 
Ik weet wat een percentage boven de 100% betekent en kan hier mee rekenen.

Slide 10 - Slide

200% van 12 = 24
200% van 12 =

Slide 11 - Slide

200% van 12 = 24
200% van 12 = 24

Slide 12 - Slide

200% van 12 = 24
200% = 2x
800% = 8x
200% van 12 = 24

Slide 13 - Slide

200% van 12 = 24
200% = 2x
800% = 8x
600% van 8 = 

Slide 14 - Slide

200% van 12 = 24
200% = 2x
800% = 8x
600% van 8 = 48

Slide 15 - Slide

200% van 12 = 24
25% van 8 = 

Slide 16 - Slide

200% van 12 = 24
25% van 8 = 2

Slide 17 - Slide

200% van 12 = 24
25% van 8 = 2
25% = 
50% =
41
21

Slide 18 - Slide

200% van 12 = 24
125% van 16 =
25% = 
50% =
41
21

Slide 19 - Slide

200% van 12 = 24
125% van 16 = 20
25% = 
50% =
41
21

Slide 20 - Slide

200% van 12 = 24
125% van 16 = 20
25% = 
50% =
41
21
100% van 16 = 16
25% van 16 = 4

Slide 21 - Slide

200% van 12 = 24
150% van 20 = 
25% = 
50% =
41
21

Slide 22 - Slide

200% van 12 = 24
150% van 20 = 30
25% = 
50% =
41
21

Slide 23 - Slide

200% van 12 = 24
60% van 40 = 

Slide 24 - Slide

200% van 12 = 24
60% van 40 = 24

Slide 25 - Slide

200% van 12 = 24
60% van 40 = 24
10% van 40 = 4
100%
60%
40

Slide 26 - Slide

200% van 12 = 24
60% van 40 = 24
10% van 40 = 4
100%
10%
60%
40
4
24
:10
x6
:10
x6

Slide 27 - Slide

200% van 12 = 24
160% van 40 = 

Slide 28 - Slide

200% van 12 = 24
160% van 40 = 64
100% van 40 = 40
60% van 40 = 24

Slide 29 - Slide

timer
10:00

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

150% van €5,00 = €7,50 
100% van €5,00 = €5,00 
50% van €5,00 = €2,50 
1 op de vier kinderen heeft kaas op brood


De helft van de kinderen eet een appel.
Zijn er meer kinderen met kaas op brood of meer met appels?

Slide 32 - Slide

150% van €5,00 = €7,50 
100% van €5,00 = €5,00 
50% van €5,00 = €2,50 
1 op de vier kinderen heeft kaas op brood


De helft van de kinderen eet een appel.
Zijn er meer kinderen met kaas op brood of meer met appels?
1 op de 4 =
41
helft = 
21

Slide 33 - Slide

150% van €5,00 = €7,50 
100% van €5,00 = €5,00 
50% van €5,00 = €2,50 
Ik kan eenvoudige verhoudingen
met elkaar vergelijken. 
Bijvoorbeeld: 1 op de 3, is dat meer of minder dan de helft?

Slide 34 - Slide

200% van 12 = 24
Wat is het meeste?
Eén op de vier 
of één op de drie?

Slide 35 - Slide

200% van 12 = 24
Wat is het meeste?
Eén op de vier 
of één op de drie?

Slide 36 - Slide

200% van 12 = 24
Wat is het meeste?
Twee van de tien kinderen of één op de zes kinderen?

Slide 37 - Slide

200% van 12 = 24
Wat is het meeste?
Twee van de tien kinderen of één op de zes kinderen?
102=51
61

Slide 38 - Slide