Herhaling leestekens:dubbele punt en Meervoud

Planning
Welkom ( 5 minuten) & Herhaling C 7 Spelling § 3 Leestekens: dubbele punt en aanhalingstekens (15 minuten)
==> Huiswerkcontrole  + huiswerk nakijken (7 minuten) 
Wat leren we vandaag? C 7 Spelling § 4 Meervouden op -s, -en en -ën blz. 234/235 (25 min)
Evaluatie les (5 minuten)
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Planning
Welkom ( 5 minuten) & Herhaling C 7 Spelling § 3 Leestekens: dubbele punt en aanhalingstekens (15 minuten)
==> Huiswerkcontrole  + huiswerk nakijken (7 minuten) 
Wat leren we vandaag? C 7 Spelling § 4 Meervouden op -s, -en en -ën blz. 234/235 (25 min)
Evaluatie les (5 minuten)

Slide 1 - Slide

Herhaling: Wanneer gebruik ik een dubbele punt en aanhalingstekens?
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken. Naast punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma’s zijn er nog meer leestekens.
Een dubbele punt laat zien dat je iets aankondigt of opsomt:
  • Ik kreeg gisteren een aantal cadeautjes: scheenbeschermers, voetbalkousen en een trainingsjack.

Als je opschrijft wat iemand letterlijk heeft gezegd, dan heet dat een citaat. Een citaat staat in de directe rede. Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Je zet het citaat tussen aanhalingstekens. Het citaat begint altijd met een hoofdletter.
  • Safia zei: ‘Vrijdag ga ik op vakantie.’
  • De docent vroeg: ‘Wie wil het eerst zijn presentatie houden?’


Slide 2 - Slide

Herhaling: Wanneer gebruik ik een dubbele punt en aanhalingstekens?
Als het citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt:
  • ‘Vrijdag ga ik op vakantie’, zei Safia. (Let op: na het citaat en het aanhalingsteken komt een komma.)
  • ‘Wie wil het eerst zijn presentatie houden?’ vroeg de docent. (Let op: na een vraag- of uitroepteken in het citaat komt er geen komma.)

Als je iemands woorden niet letterlijk overneemt (indirecte rede), gebruik je geen aanhalingstekens.

  • Safia zei dat zij vrijdag op vakantie gaat.




Slide 3 - Slide

Verander de zin, zodat het citaat vooraan in de zin staat.
De voetbaltrainer riep: ‘Speel de bal door naar Noa!’

Slide 4 - Open question

Verander de zin, zodat het citaat vooraan in de zin staat.
De orthodontist zei: ‘Je beugel mag er over een maand uit.’

Slide 5 - Open question

Verander de zin, zodat het citaat vooraan in de zin staat.
De interviewer vroeg aan de schrijver: ‘Waar haalt u uw inspiratie vandaan?’

Slide 6 - Open question

Kaysa fluisterde onder de wiskundeles: ‘Ik heb zin in pizza.’

Slide 7 - Open question

Verander de zin, zodat het citaat achteraan staat.
‘Wat kun jij goed dansen’, zei Jessy G.

Slide 8 - Open question

Verander de zin, zodat het citaat achteraan staat.
‘Ik wil die broek graag even passen’, zei Timo tegen de verkoper.

Slide 9 - Open question

Verander de zin, zodat het citaat achteraan staat.
‘Ik kan me daar niets van herinneren’, sprak de leerling.

Slide 10 - Open question

Verander de zin, zodat het citaat achteraan staat.
‘Mag ik je oplader even lenen?’ vroeg Ishane aan Anisa.

Slide 11 - Open question

Huiswerk gemaakt?
Kijk opdracht  4, 5 en 6 blz.233 na! 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Even pauze
timer
4:00

Slide 14 - Slide

Wat leren we vandaag?
Doel: 
  • Ik kan meervouden op -en en -s spellen.
  • Ik kan meervouden van woorden die eindigen op een klinker goed spellen. 

Slide 15 - Slide

Meervoud
-en
-s of 's
-eë en -iën

Slide 16 - Slide

Meervoud -s of -'s
A
dictees
B
dictee's

Slide 17 - Quiz

meervoud:
wolf
A
wolven
B
wolfen
C
wolffen
D
wolfs

Slide 18 - Quiz


Wat is het meervoud van rotzooi?
A
rotzoois
B
rotzooien
C
rotzooiën
D
er is geen meervoud

Slide 19 - Quiz

meervouden

Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën

Slide 20 - Quiz

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Welke woorden zijn goed gespeld?
A
filosofen - beursen
B
koloniën - golven
C
behoefte's - kersen
D
behoeften - kerzen

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Welke woorden zijn goed gespeld?
A
guppy's - dommerikken
B
ski's - kievitten
C
lenzen - discjockeys
D
slimmeriken - fiche's

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Welke woorden zijn goed gespeld?
A
musea - hersen
B
museums - rommels
C
vitamines - medicussen
D
vitaminen - medici

Slide 32 - Quiz

Aan de slag!
- Maak op blz. 234 opdracht 1 in je boek
- Maak van blz. 234 opdracht 2, 3 en 4 in je schrift
Hoe: Je mag samenwerken
Nodig: Je boek, schrift en pen
Hulp? Steek je vinger op.
Klaar? Lees op www.ad.nl het nieuws van vandaag of kijk het journaal terug.


timer
15:00

Slide 33 - Slide

Evaluatie les 
  1. Wat heb je deze les geleerd?
  2. Wat ging deze les goed?

Slide 34 - Slide