Spelling 1.8 - 3 kader

Spelling 1.8 
3 kader
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Spelling 1.8 
3 kader

Slide 1 - Slide

Lesplanning
- Herhaling theorie persoonsvorm tegenwoordige tijd + oefeningen
- Maak opdracht van spelling 1.8 + nakijken
- Maak online test jezelf van spelling 1.8

Lesdoel:
- Je kunt persoonsvormen in de tegenwoordige tijd (in samengestelde zinnen) correct spellen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Zeg, ... (vinden) je dat wel een goed idee?

Slide 4 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Zeg, ... (vinden) je vader dat wel leuk?

Slide 5 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Ik ... (worden) morgen een jaartje ouder.

Slide 6 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Hij ... (verhuizen) binnenkort naar Hoorn.

Slide 7 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

... (worden) jij vandaag opgehaald?

Slide 8 - Open question

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Hij ... (geloven) dat nooit.

Slide 9 - Open question

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Als je hoopt dat iets niet gaat gebeuren, ... (gebeuren) het vaak juist.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Wij zijn gelukkig goed verzekerd.

Wat voor woord is 'verzekerd'?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 12 - Quiz

Hij verzekert ons dat alles goed gaat.

Wat voor woord is 'verzekert'?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 13 - Quiz

De rekening is betaald.

Wat voor woord is 'betaald'?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

In welke zin staat een voltooid deelwoord?

1. Hij verhuist naar Amsterdam.
2. Hij is naar Amsterdam verhuisd.
A
zin 1
B
zin 2

Slide 15 - Quiz

In deze zin staat een voltooid deelwoord.

Dat gebeurt bijna nooit.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

In deze zin staat een voltooid deelwoord.

De dokter heeft de wond op mijn been gehecht.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

In deze zin staat een voltooid deelwoord.

Ik herinner me dat echt niet.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Voltooid deelwoord van sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -(e)n
smelten - smolten: Het ijs is gesmolten.

Zwakke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -t of -d 
maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

Slide 19 - Slide

Voltooid deelwoord zwakke werkwoorden
 eindigt op -t of -d

eindigt de stam van het werkwoord op een medeklinker uit 
'T eX-KoFSCHiP ?
JA? --> eindigt op -t
NEE? --> eindigt op -d

geloven: Zij hebben hem nooit geloofd.
raken: Hij heeft de bal niet geraakt.

Slide 20 - Slide

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van verhuizen?

Hij is gister ...
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisdt

Slide 21 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van bepalen?

Het cijfer is al ...

A
bepaaldt
B
bepaald
C
bepaalt

Slide 22 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van remmen?

De auto heeft hard ...
A
geremd
B
geremt
C
geremdt

Slide 23 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van schoppen?

Hij heeft tegen de bal ...

A
geschopd
B
geschopdt
C
geschopt

Slide 24 - Quiz

Lesplanning
- Maak van spelling 1.8, opdr. 2 (blz. 67)
- Klaar? --> Kom een nakijkblad halen en kijk na (met een andere kleur). Verbeter je fouten!

- Ga lezen of maak online de test jezelf van spelling 1.8 = huiswerk 

Lesdoel:
- Je kunt persoonsvormen in de tegenwoordige tijd (in samengestelde zinnen) correct spellen.

Slide 25 - Slide