COM w1 P2 W4

1 / 23
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Kennismaking
Manon Toonen (mtoonen@rocvantwente.nl)



Slide 2 - Slide

Wie zijn jullie?

Slide 3 - Open question

Learnbeat

Slide 4 - Slide

Communicatie 1 Introductie

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is een referentiekader?


A
Dat je je kunt inleven in een ander
B
Je kijkt naar het niveau van de client
C
Waarden, normen, ideeën en gewoonten waarnaar iemand denkt en handelt​

Slide 7 - Quiz

Wat vormt je referentiekader NIET?
A
leeftijd
B
opleiding
C
eetpatroon
D
opvoeding

Slide 8 - Quiz

Wat is je referentiekader?
A
Alles wat je van en aan elkaar leert
B
Technieken om met elkaar in gesprek te kunnen gaan
C
Hoe jij naar de werkelijkheid kijkt hangt af van jou. Het is de bril waarmee je naar de wereld kijkt
D
communicatieve vaardigheden om jezelf duidelijk te uiten naar anderen

Slide 9 - Quiz

Waardoor wordt je referentiekader gevormd?
A
door je opvoeding en leefsituatie
B
door je ideeën en gewoonten
C
door je normen en waarden
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Doel deze module
Inzicht krijgen in jezelf en wat jou jezelf maakt.

Vanuit je eigen persoon reageer jij op alles wat er om je heen gebeurt, je communiceert vanuit je eigen referentiekader.

Soms moet je je hiervan bewust zijn, zodat je passender kan communiceren met collega's, zorgvragers enz.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat is communicatie?
A
Een proces
B
Praten
C
Een overdracht
D
Informatie

Slide 19 - Quiz

Een ander woord voor
'inlevingsvermogen' is
A
empathie
B
antipathie
C
sympathie
D
ironie

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

1.3
Wat wilde de jongen van het hotel?
Hoe maakte hij duidelijk wat hij wilde?
Hoe had hij ook kunnen doen?
Waarom deed hij dat niet?

Slide 22 - Slide

Zelf aan de slag
Rubric communicatie lezen en invullen (waar sta je nu).
Opdrachten bij deelopdracht 1 - Wie ben ik afmaken 
1.1 Wie ben ik (samen met klasgenoot)
1.3 Mister Bean net gekeken -> zelf afmaken
1.4 Waarnemen
1.5 Ervaringsleren (elke situatie, mag thuis/in de klas enz.)
Lezen gekoppelde hoofdstukken

Slide 23 - Slide