SOVA P4

SOVA P4
1 / 35
next
Slide 1: Slide
DienstverleningMiddelbare schoolMBOvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

SOVA P4

Slide 1 - Slide

Wat is geen eigenschap voor een sportleider
A
Sport is je lust en je leven
B
Jij bent de motivator
C
Jij hebt kijk op sporters
D
Je hebt een 9 tot 5 mentaliteit

Slide 2 - Quiz

Karaktereigenschappen zijn eigenschappen die te maken hebben hoe goed jij kan lesgeven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Met welk motief sporten mensen die graag willen afvallen?
A
Prestatiemotief
B
Compensatiemotief
C
Fit & Gezondheidsmotief
D
Vrijetijdsmotief

Slide 4 - Quiz

Mensen sporten met een sociaal motief sporten omdat?
A
Ze graag onder de mensen zijn
B
Ze beter willen worden in een bepaalde sport
C
Ze gemotiveerd moeten worden door mensen van buitenaf
D
Ze willen sporten omdat ze te weinig bewegen overdag

Slide 5 - Quiz

Als je veel vrije tijd hebt sport je met een compensatiemotief.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is een aandachtsgroep van de overheid die extra gestimuleerd moeten worden om te gaan sporten
A
Adolocenten
B
Oudere schoolkind
C
Mannen
D
Vrouwen

Slide 7 - Quiz

Verbaal gedrag is alles wat je zegt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is geen gedragbepalende factor?
A
De omgeving
B
Aanleg
C
Lichamelijke factoren
D
School

Slide 9 - Quiz

Een norm zijn gedragsregels waar je aan moet houden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Bij presenteren letten we niet op?
A
Lichaamstaal
B
Lichaamstaal
C
Spellingsfouten
D
Positie voor de klas

Slide 11 - Quiz

Hoeveel verschillende ontwikkelingsfases hebben we?
A
9
B
8
C
7
D
6

Slide 12 - Quiz

Een puber heeft een leeftijdsfase van 12 tot 17 jaar
A
Waar
B
NIet Waar

Slide 13 - Quiz

Bij welke leeftijd praten we over het jongere schoolkind?
A
4 tot 6 jaar
B
7 tot 9 jaar
C
6 tot 9 jaar
D
4 tot 7 jaar

Slide 14 - Quiz

Als je 22 bent in welke ontwikkelingsfase bevind je je dan?
A
Puber
B
Volwassene
C
Adolocent
D
Adolocent

Slide 15 - Quiz

De oudere is van
A
55 tot 100 jaar
B
65 tot 100 jaar
C
65 tot oneindig
D
60 tot oneindig

Slide 16 - Quiz

Het oudere schoolkind is van 10 tot 12 jaar
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 17 - Quiz

Communicatie is
A
Jij verteld iets en de andere luisterd
B
Elkaar begrijpen
C
Je duim opsteken
D
Het uitvoeren van boodschappen tussen zender en ontvanger

Slide 18 - Quiz

Wanneer de ander begrijpt wat jij bedoelt en jij begrijpt wat de ander bedoeld praten we over geslaagde communicatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Non verbale communicatie doe ik door te vertellen wat we gaan doen vandaag
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Wat is geen non verbale communicatie?
A
Een compliment geven
B
Een applaus geven
C
Een knipoog geven
D
Iemand een hand geven

Slide 21 - Quiz

Snapchat is een medium
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Hoeveel verschillende waarnemingsfouten hebben we?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

Coderen betekend dat je eerst iets zegt en dan pas gaat nadenken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat is geen zintuig om iets waar te nemen
A
Smaak
B
Reuk
C
Tast
D
Pijn

Slide 25 - Quiz

Bij onvolledig waarnemen heb je niet alles kunnen zien wat er gebeurde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Wat is onjuist waarnemen
A
Je hebt iets anders gezien dat je collega.
B
Je geeft iemand de schuld die niks gedaan heeft.
C
Je geeft een terrechte gele kaart aan een speler die de overtreding maakte
D
Je hebt niet alles correct kunnen zien

Slide 27 - Quiz

Waarnemen is iets uit je omgeving opnemen?
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 28 - Quiz

Hoeveel verschijningsvormen van sport hebben we?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 29 - Quiz

Bij topsport is de intensiteit hoger dan bij wedstrijsport
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 30 - Quiz

Recreatiesport komt na topsport in de volgorde bij verschijningsvormen van sport
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 31 - Quiz

Bij welke verschijningsvorm is verplichting het laagst?
A
Topsport
B
Recreatiesport
C
Spel
D
Wedstrijdsport

Slide 32 - Quiz

Een vorm van sportstimulering is om intergratie te bevorderen
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 33 - Quiz

De norm voor gezond bewegen is hoeveel minuten per dag minimaal matig intensief bewegen?
A
100
B
200
C
minimaal 30 min
D
minimaal 1 uur

Slide 34 - Quiz

Wat is een nieuwe sportvorm
A
Padel
B
Bowlen
C
Darten
D
Petanque

Slide 35 - Quiz