H2: W.16: Lektion 4

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Welchselunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Deine Schulsachen bitte auf den Tisch!

1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Welchselunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Deine Schulsachen bitte auf den Tisch!

Slide 1 - Slide

  1. Unterrichtsziele erzählen
  2. Wiederholen
  3. Übungen kontrollieren
  4. Hausaufgaben


             


Während der Unterrichtsstunde:

Slide 2 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Unterrichtsziele:
  • Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de 1e, 3e en 4e naamval zetten.
  • Je kunt het onderwerp, lijdend voorwerp & meewerkend voorwerp van de zin vinden.
  • Je herkent de werkwoorden met een vaste naamval in de zin.

Slide 3 - Slide

Lektion 4  - Grammatik D
Wat weet je nog over het persoonlijk voornaamwoord in de:
- eerste naamval
- derde naamval
- vierde naamval
Hoe kom je erachter of je 'ich, mir of mich' moet invullen?

Slide 4 - Slide

Lektion 4  - Aufgabe 6
1 Blijf je voor het eten? 
2 Hij geeft haar een cadeau. 
3 Ik vind de taart lekker. 
4 We kopen iets moois voor hem
5 Zij lust graag aardbeien. 
6 Breng je iets voor ons mee? 
7 We nodigen jullie uit. 
8 Ik heb u niet begrepen. 
  • Bleibst du zum Essen? 1e
  • Er gibt ihr ein Geschenk. 3e
  • Ich finde die Torte lecker. 1e
  • Wir kaufen ihm etwas Schönes. 3e
  • Sie mag gern Erdbeeren. 1e
  • Bringst du uns etwas mit? 3e
  • Wir laden euch ein. 4e
  • Ich habe Sie nicht verstanden. 4e

Slide 5 - Slide

Lektion 4  - Grammatik D
Bekijk het voorbeeld:
Der Trainer kommt.                                      Er kommt.
Ich spiele morgen gegen einen Freund.   Ich spiele morgen gegen ihn.

Wat kun je hier uit opmaken?

Slide 6 - Slide

Lektion 4  - Grammatik D
Persoonlijke voornaamwoorden staan altijd in dezelfde naamval als het zelfstandig naamwoord dat zij (kunnen) vervangen.
In welke naamval het persoonlijk voornaamwoord staan hangt af van:
  • een voorzetsel in de zin
  • de functie van de zin (OW, LV of MWV)
Voorbeeld:
Der Trainer kommt.                                      Er kommt.
Ich spiele morgen gegen einen Freund.   Ich spiele morgen gegen ihn.

Slide 7 - Slide

Lektion 4  - Grammatik D
ich
ik
du
jij
er/sie/es
hij/zij/het
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij
Sie
u
mich
mij
dich
jou
ihn/sie/es
hem/haar/het
uns
ons
euch
jullie
sie
hun/hen
Sie
u
1e naamval
4e naamval
mir
mij
dir
jou
ihm/ihr/ihm
hem/haar/het
uns
ons
euch
jullie
ihnen
hun/hen
Ihnen
u
3e naamval

Slide 8 - Slide

Lektion 3  - Grammatik D
Bleibst [je] zum Essen?
Er gibt [haar] ein Geschenk.
Ich habe [u] nicht verstanden.

Slide 9 - Slide

Lektion 1 - Übung machen
Such bitte Aufgabe 10 im Arbeitsbuch, Seite 14.
Wir machen/besprechen sie zusammen.



Slide 10 - Slide

Lektion 2 - Hausaufgaben
Ihr macht:  1 - 6 - 7 - 9 - 10 - 11 -
Ihr lernt: Lektion 1, 2, 3a und Grammatik A, B, C


Slide 11 - Slide

Lektion 1 - Grammatik A
Een zin ontleden:
Mein. . . Bruder kaufe ich ein. . . Tüte Chips.
Ich gebe mein. . . Freunde. . . kein. . . Bonbons. 
Kannst du ein. . . Kaiserschmarren (m) für uns machen?

1. Wie/wat [werkwoord]?                 
4. Wat/wie [werkwoord]  (. . .)?           
3. Aan/voor wie [werkwoord] (. . .)? 



Slide 12 - Slide

Lektion 2 - Grammatik C
Werkwoorden met de 1e, 3e of 4e naamval:
In het Duits hebben veel werkwoorden een vaste naamval.



Werkwoorden +1e
Werkwoorden +3e
Werkwoorden +4e
sein          zijn
werden   worden
bleiben    blijven
danken        bedanken
gefallen       bevallen
gehören      behoren
glauben       geloven
gratulieren  feliciteren
helfen          helpen
schmecken smaken
fragen        vragen
es gibt        er is / er zijn
bitten         om hulp                                                vragen/verzoeken

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Leervragen:
[1] Maak een korte zin in het Duits met de woorden ontbijt, honing & brood.
[2] Hoe zeg je in het Duits dat er in het weekend altijd verse broodjes zijn. 
[3] Maak een zin in het Nederlands met de woorden der Grund & die Zeitung erin.

Wiederholung!
Wortschatz
Antwoorden:
  • [1] Eigen antwoord
  • [2] Am Wochenende gibt es immer frische Brötchen.
  • [3]Een goede reden om de krant te lezen, is om het nieuws te kunnen volgen.

Slide 15 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  1. Wisst ihr es schon..?
  2. Unterrichtsziele
  3. Lektion 6 abschließen


             


Während der Unterrichtsstunde:
wiederholen

Slide 16 - Slide