Past simple 2bk

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1-4

Past Simple

Je hebt nodig:

- ipad

- schrift en pen

Aan het einde van de les kun je:

• de Past Simple herkennen
• de Past Simple gebruiken
• de Past Simple toepassen

Wat weet je al over de Past Simple?

Ik weet alles al

Ik weet er een beetje van af

Het komt me wel bekend voor...

Ik weet hier nog niets over

Past Simple

Gebruik je: als iets in het verleden is gebeurd en is afgelopen / als iets op een specifiek moment in het verleden was

Herkenningswoorden: 

vaak een duidelijke moment in het verleden

yesterday, ...ago, last ..., in ..., 

Past Simple: regelmatig

	I / you / he / she/ it / we / they
+	ww + ed
+	ww eindigend op -e + d

vb: 

I walked, he played, they used, we smiled

Bevestigend

Past Simple:
Welke zin staat in de Past Simple?

1. She was living in the city.
2. She lived in the city.
3. She has lived in the city.
4. She has been living in the city.

My dad ... (to cook) yesterday.

Past Simple:

Wat geef je aan met de past simple?

1. Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Iets dat NU aan de gang is.
3. Iets dat is gebeurd in het verleden.
4. Iets dat begon in het verleden en nu nog steeds bezig is.

Past Simple:

Wat is de regel van de Past Simple?

1. hele ww+ - ed
2. hele ww+-s
3. vorm van to be + hele ww+ -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

De Past Simple gebruik je...

1. bij iets in de toekomst
2. bij iets in het heden
3. bij iets uit het verleden
4. bij iets in het verleden en heden

Past Simple:
Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?

1. Tomorrow, next week, in 2025,
2. Last month, yesterday, a month ago, in 2012
3. Today, now,
4. again, always, constantly

Past Simple: ontkennend

Ontkennend (-) dan staat er een not in de zin

We voegen didn't toe aan de zin, de rest zetten we erachter

vb: I __________ (not/ go out) this weekend. 

	I / you / he / she/ it / we / they
-	ond + did not / didn't + ww

I ... (like / not) chocolate when I was young.

Zoë ... (take / not) the bus to school today.

Past Simple: vragend maken

Zie je een vraagteken?

Zet Did vooraan in de zin, vul de rest gewoon in.

vb: ___ Margo _________ (take her) medicine yesterday?

	I / you / he / she/ it / we / they
?	Did + ond + ww

... (he - eat) pizza every day last month?

...... you ...... (read) the newspaper this morning?

.... they ..... (bike) to school this week?

Herhaling
Wat is de basisregel voor een bevestigende zin in de Past Simple? (verleden tijd)

Wat is de regel voor een ontkennende zin in de Past Simple?

Wat is de regel voor een vraagzin in de Past Simple?

Past Simple: To Be

+	I was	You were	He was
-	I was not	We were not	She was not
?	Was I	Were they	Was it?

My sisters ... (to be) really annoying at a young age.

They ..... (to be / not) at school yesterday.

Past Simple: ONregelmatig

Hebben geen regels, maar zijn altijd hetzelfde!

Blz 81 in het boek, uit je hoofd leren

Present simple met onregelmatige ww	Past simple	Nederlands
I make	I made	Maken
They tell	They told	Vertellen
She see s (shit regel)	She saw	Zien
We say	We said	Zeggen
He has (have, shit regel)	He had	Hebben

Zoek op blz 81 de onregelmatige werkwoorden op en maak een zin met 1 van deze

Maak een bevestigende zin waarin je de Past Simple gebruikt

Maak een ontkennende zin waarin je de Past Simple gebruikt

Maak een vragende zin waarin je de Past Simple gebruikt

Past Simple:
Welke zin staat in de Past Simple?

1. She was living in the city.
2. She lived in the city.
3. She has lived in the city.
4. She has been living in the city.

My dad ... (to cook) yesterday.

Past Simple:

Wat geef je aan met de past simple?

1. Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Iets dat NU aan de gang is.
3. Iets dat is gebeurd in het verleden.
4. Iets dat begon in het verleden en nu nog steeds bezig is.

Past Simple:

Wat is de regel van de Past Simple?

1. hele ww+ - ed
2. hele ww+-s
3. vorm van to be + hele ww+ -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

De Past Simple gebruik je...

1. bij iets in de toekomst
2. bij iets in het heden
3. bij iets uit het verleden
4. bij iets in het verleden en heden

Past Simple:
Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?

1. Tomorrow, next week, in 2025,
2. Last month, yesterday, a month ago, in 2012
3. Today, now,
4. again, always, constantly

I ... (like / not) chocolate when I was young.

Zoë ... (take / not) the bus to school today.

... (he - eat) pizza every day last month?

...... you ...... (read) the newspaper this morning?

.... they ..... (bike) to school this week?

Voor mij is de Past Simple nu...

Helemaal duidelijk!

Nog niet helemaal duidelijk.

Helemaal niet duidelijk.