Hoofdstuk 5 Is er werk voor jou?

Planning
- LessonUp quiz
- Rekenopdrachten
- Vragen?

1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning
- LessonUp quiz
- Rekenopdrachten
- Vragen?

Slide 1 - Slide

Waaruit bestaat de beroepsbevolking?
A
15 jaar - tot de pensioenleeftijd, minimaal 12 uur in de week
B
18 jaar - tot de pensioenleeftijd, minimaal 12 uur in de week en ingeschreven UWV
C
15 jaar - tot de pensioenleeftijd, minimaal 12 uur in de week en ingeschreven UWV
D
18 jaar - tot de pensioenleeftijd, minimaal 12 uur in de week

Slide 2 - Quiz

Wat is de werkgelegenheid?
A
Dat je werkt als er de gelegenheid voor is
B
Het aanbod van arbeid
C
Alle beschikbare banen

Slide 3 - Quiz

Wanneer daalt de werkgelegenheid?
A
Een bedrijf vanuit China vestigt zich in Nederland
B
Een bedrijf uit Raamsdonksveer gaat automatiseren
C
Een bedrijf uit Oosterhout gaat zich uitbreiden
D
Een bedrijf uit Rosmalen krijgt extra werk

Slide 4 - Quiz

Wanneer stijgt de werkgelegenheid?
A
Huisvrouwen gaan zich ook aanbieden op de arbeidsmarkt
B
Meer mensen gaan zich inschrijven bij het UWV
C
Een bedrijf gaat automatiseren
D
Een bedrijf gaat uitbreiden omdat het goed gaat met economie

Slide 5 - Quiz

Wat is de arbeidsmarkt?
A
Een soort markt waar je heen kunt gaan en werknemers ziet
B
Het geheel van banen die er zijn
C
Het geheel van vraag en aanbod van arbeid
D
Alle banen en werkgevers

Slide 6 - Quiz

Wie vormen de vraag naar arbeid?
A
Werkgevers met een vacature
B
Werknemers die willen werken

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je het als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar arbeid?
A
Arbeidsmarkt
B
Werkloosheid
C
Tekort aan werknemers
D
Vacatures

Slide 8 - Quiz

Wanneer ben je tijdelijk werkloos?
A
Als je minder dan 1 jaar werkloos bent
B
Als je minder dan 2 jaar werkloos bent

Slide 9 - Quiz

Is het makkelijk om langdurig werkloos te zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Waarom is dit niet gemakkelijk?
A
Omdat je anders geen geld hebt
B
Omdat je anders veel minder contact hebt met andere mensen
C
Omdat je je dan verveelt en je nutteloos voelt
D
Omdat je verplicht moet solliciteren voor een uitkering

Slide 11 - Quiz

Bij welk bedrijf merk je het minst snel dat het slecht gaat met de economie?
A
Café
B
Hotel
C
Supermarkt
D
Restaurant

Slide 12 - Quiz

Wat kan een oorzaak van werkloosheid zijn?
A
Er komt een grotere vraag naar producten
B
Mensen hebben meer geld te besteden
C
Er moet steeds meer geproduceerd worden
D
Er komt meer mechanisatie

Slide 13 - Quiz

Geschoold of ongeschoold werk? Hartchirurg!
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 14 - Quiz

Geschoold of ongeschoold werk? Cassière Jumbo!
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 15 - Quiz

Geschoold of ongeschoold werk? Profvoetballer!
A
Ongeschoold
B
Geschoold

Slide 16 - Quiz

Het kostte de overbuurman maar drie weken om een nieuwe baan te vinden. Nu heeft hij weer werk.
A
Frictiewerkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Structurele werkloosheid

Slide 17 - Quiz

Omdat de verkopen teruglopen bij de autodealer is je oudere neef daar ontslagen.
A
Seizoenswerkloosheid
B
Frictiewerkloosheid
C
Conjuncturele werkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 18 - Quiz

In Friesland is de werkloosheid vele malen hoger dan in de Randstad.

A
Structurele werkloosheid
B
Regionale werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 19 - Quiz

Mensen kopen tijdens de crisis minder elektronica. Er zijn mensen ontslagen bij Media Markt.
A
Seizoenswerkloosheid
B
Regionale werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Structurele werkloosheid

Slide 20 - Quiz

Tijdens de winter heeft de ijscoman die in een busje door de stad rijdt geen werk.
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 21 - Quiz

Welke sector zie je hier?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire

Slide 22 - Quiz

Welke sector zie je hier?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire

Slide 23 - Quiz

Welk loon ontvang jij op jouw bankrekening?
A
Brutoloon
B
Nettoloon

Slide 24 - Quiz

Kan een eenmanszaak personeel in dienst hebben?
A
Nee
B
Ja

Slide 25 - Quiz

Welke ondernemingsvorm is privé aansprakelijk?
A
Naamloze vennootschap
B
Besloten vennootschap
C
Vennootschap onder firma

Slide 26 - Quiz

Een ...... heeft meerdere eigenaren die aandeelhouder zijn. Iedereen kan aandelen van een .. kopen.
A
Naamloze vennootschap
B
Besloten vennootschap

Slide 27 - Quiz

Formules
Nettoloon = brutoloon - (loonbelasting + sociale premies)

Procentuele verandering = (nieuw - oud) : oud x 100
Procentueel deel van een getal = deel : geheel x 100

Van weekloon naar maandloon = bedrag x 52 : 12
Van maandloon naar weekloon = bedrag x 12 : 52

Slide 28 - Slide

Rekenopdrachten
Opdrachten:
2, 4, 8, 11, 13 & 17. 

Slide 29 - Slide