02. 2BKT 2.2 (on)betaalde productie (16-10)

H2 Thuis en buitenshuis
B) paragraaf 2: Productie thuis
KT) paragraaf 2: Een etentje thuis
Dit heb ik klaar liggen:
  • pen, 
  • papier
  • rekenmachine 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolvmboLeerroute VKLeerroute VBLeerroute VTLeerroute VG

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H2 Thuis en buitenshuis
B) paragraaf 2: Productie thuis
KT) paragraaf 2: Een etentje thuis
Dit heb ik klaar liggen:
  • pen, 
  • papier
  • rekenmachine 

Slide 1 - Slide

Vandaag
Huiswerk bespreken 
Herhaling 2.1
Uitleg Hoofdstuk 2 paragraaf 2
Vragen beantwoorden
Huiswerk

Slide 2 - Slide


BK

Maken Hoofdstuk 2:
paragraaf 1 
+
Rekentrainers
+
Leren 2.1


KGT

Maken Hoofdstuk 2:
paragraaf 1
+
Rekentrainer
+
Leren 2.1

Huiswerk 16 oktober

Slide 3 - Slide

Rekentrainer
Controleren

Slide 4 - Slide

'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het meest belangrijk vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het minst leuk vindt

Slide 5 - Quiz

Wat is consumeren?
A
Iets stelen
B
Geld op je spaarrekening zetten
C
Hetzelfde als schaartse
D
In je behoefte voorzien

Slide 6 - Quiz

Kies het begrip dat bij (economische) schaarste hoort:
A
Consumenten moeten kiezen in hun behoeften
B
De mate waarin de consument in zijn behoefte kan voorzien
C
Er is door een aardbeving niet genoeg voedsel
D
Consumenten kunnen in alle behoeften voorzien

Slide 7 - Quiz

Doel 2.2:
  • B: Ik kan de waarde uitrekenen van productie thuis.
  • KT: Ik kan de verschillen tussen betaalde en onbetaalde productie benoemen.
  • KT: Ik kan aangeven wat er nodig is voor de productie.

Slide 8 - Slide

Productie
We maken onderscheid tussen:
- Betaalde productie, iets doen of maken tegen betaling
- Onbetaalde productie, iets doen of maken zonder betaald te worden

Slide 9 - Slide

Onbetaalde productie
productie thuis zoals:
- eten koken
- de was doen
- kinderen verzorgen
- fiets repareren

Je produceert voor je eigen behoefte of voor elkaars (gezin)

Slide 10 - Slide

Onbetaalde productie
Betaalde productie

Slide 11 - Drag question

Productiefactoren 

Slide 12 - Slide

Kapitaalgoederen
Hulpmiddelen

Slide 13 - Slide

Arbeid

Slide 14 - Slide

Natuur

Slide 15 - Slide

Bespreken

Slide 16 - Slide

Productiefactoren
Kapitaal = huisvesting, machines, transportmiddelen

Arbeid = noodzakelijke arbeid voor de productie

Natuur = grondstoffen en energie 
                            voor productie

Slide 17 - Slide

Betaalde productie
Een kenmerk van de productie door bedrijven is de betaling.

Slide 18 - Slide

Productie uitbesteden

  • Je moet ervoor betalen
  • Je hebt er vaak geen zin in
  • Je hebt er geen tijd voor
Productie thuis

  • Het is (vaak) gratis
  • Het is makkelijk
  • Je hebt wel tijd/zin om het te doen
Het verschil tussen de kosten productie bedrijf en eigen productie = waarde productie thuis

Slide 19 - Slide

Rekentrainer
Waarde van de productie thuis

Slide 20 - Slide

Waarde productie thuis
Bv een etentje:
  • - De ingrediënten kosten € 14,10. 
  • - De gerechten kosten € 50 bij het afhaalcentrum. 
Besparing: € 50 − € 14,10 = € 35,90.

Door productie thuis doe je meer werk, maar bespaar je op de uitgaven. Deze besparing mag je zien als de waarde van de productie thuis.

Slide 21 - Slide

Wanneer je zelf kipdrumsticks maakt kost het €8. Wanneer je ze afhaalt bij het afhaalcentrum kosten ze €15,50. Wat is de waarde van de productie thuis?
A
€ 7,50
B
€ 8,00
C
€ 15,50
D
€23,50

Slide 22 - Quiz


BK

Maken Hoofdstuk 2:
paragraaf 2
+
Rekentrainer
+
Leren 2.2


KGT

Maken Hoofdstuk 2:
paragraaf 2
+
Rekentrainer
+
Leren 2.2

Huiswerk 17 oktober

Slide 23 - Slide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 24 - Slide