Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Giraal geld
Chartaal geld
geld op je pinpas
Geld op je betaalrekening
Geld dat je niet kan aanraken
Munten en bankbiljetten
geld dat je kan aanraken
Slide 1 - Drag question
welke functie van geld hoort er NIET bij?
A
rekenmiddel
B
rentemiddel
C
betaalmiddel
D
spaarmiddel
Slide 2 - Quiz
Spaarmiddel
rekenmiddel
betaalmiddel
Henk stort elke maand 20 euro op zijn rekening zodat hij over een half jaar een playstation kan kopen.
Joshua koopt een broodje hete kip
Cindy heeft twee rekeningen die ze moet betalen van 22,10 en 8,06. Ze bekijkt hoeveel ze moet betalen
Slide 3 - Drag question
In welk land is papiergeld ontstaan?
Slide 4 - Open question
ontstaan muntgeld
ontstaan papiergeld
ontstaan eerste bank
ontstaan giro
Slide 5 - Drag question
Wat is het doel van een wisselbrief?
A
veiligheid voor de handelaar
B
verzekering voor de handelaar
C
meer geld voor de handelaar
D
contract voor de handelaar
Slide 6 - Quiz
Je wilt weten hoeveel geld je nog op je OV kaart hebt staan. Wat controleer je? je....
Slide 7 - Open question
Als je geld op je rekening zet dan daalt/stijgt je giraal/chartaal geld.
A
daalt / giraal
B
daalt / chartaal
C
stijgt / giraal
D
stijgt / chartaal
Slide 8 - Quiz
rente (bij lenen)
maandtermijn
elektronisch betalen
een vergoeding die je betaald omdat je geld hebt geleend.
vast bedrag dat je elke maand terug betaald.
betalen via internet, je bankpas of telefoon
Slide 9 - Drag question
Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt haar moeder.
Van welke twee spaarmotieven is hier sprake?
A
van sparen voor een doel en sparen voor de rente
B
van sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
C
van sparen voor de rente en sparen uit voorzorg
D
van sparen uit voorzorg en voor een doel
Slide 10 - Quiz
1. Banken geven zo laag mogelijke rente om mensen te trekken. 2. De rente die de bank geeft, kan stijgen maar ook dalen
A
1 is juist en 2 onjuist
B
1 is onjuist en 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 11 - Quiz
Pak je rekenmachine erbij.
Slide 12 - Slide
Je hebt opgepast en 12 euro verdient, je nieuwe saldo is nu 120 euro. Hoeveel was je oude saldo?
Slide 13 - Open question
Je oude saldo is €200. Je ontvangt €10 en betaalt €5,-. Wat is je nieuwe saldo?
Slide 14 - Open question
Je saldo is €100,- Je ontvangt €20,- zakgeld Je geeft €15,- uit aan games Wat is je nieuwe saldo?
Slide 15 - Open question
Je saldo is negatief. Je krijgt binnenkort € 50,00 op je rekening.
Wat is dan je nieuwe saldo?
Slide 16 - Open question
Hoeveel rente krijg ik. Ik heb € 500,- op de bank en krijg 1,3% rente.
Slide 17 - Open question
Ik heb €150 spaargeld, de rente is 2,3 %. Bereken het rentebedrag.
Slide 18 - Open question
Je hebt 150 op je spaarrekening staan. De bank geeft je 0,3% rente. Hoeveel euro staat er na een jaar op je rekening?