H8.1 en H8.2 Water

H8.1 en H8.2 Water
1 / 23
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H8.1 en H8.2 Water

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • aangeven in welke vormen water voorkomt
  • de stofeigenschappen van water opnoemen
  • aangeven waar we water voor gebruiken
  • rekenen aan de oplosbaarheid van een stof in water
  • rekenen aan concentratie

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Drinkwater
  • Heel veel water op aarde in de zeeën en oceanen.
maar dit is zout water dus niet drinkbaar.
  • 3% van al het water op aarde is zoet maar daar is veel ijs van.
  • maar 1% van al het water is oppervlaktewater (rivier, moeras, meren)
  • hiervan kunnen we drinkwater maken.


Slide 5 - Slide

watermolecuul
H2O
2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom

Slide 6 - Slide

Binding tussen watermoleculen
  • Wat valt je op aan de stippellijntjes?  
  • dit zijn waterstofbruggen                       
  •                                        een H-atoom heeft een sterke aantrekking met een ander O-atoom 
  • hierdoor een hoog smeltpunt  (273 K)
  • en een hoog kookpunt.   (373 K)           

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Een bijzondere stof
  • Bij het smelten en koken van water is dus veel energie nodig.
  • Wat gebeurt er bij het afkoelen van water?
  • De moleculen komen dichter op elkaar te zitten.
  • Dus de dichtheid neemt toe.
  • Heeft ijs een grotere dichtheid dan water?
  • Nee, want de watermoleculen gaan iets verder uit elkaar zitten als het kouder wordt dan 4oC

Slide 9 - Slide

Dichtheid van water
water van 4oC heeft de grootste dichtheid.
ijs heeft dus een kleinere dichtheid, vandaar dat het blijft drijven. Water is de enige stof waarbij dit geldt.

Slide 10 - Slide

evaluatie
  1. Wat is een waterstofbrug?
  2. een sterke aantrekking tussen verschillende watermoleculen.
  3. Hoe komt het dat ijs drijft op water?
  4. omdat ijs een kleinere dichtheid heeft dan water. 

Slide 11 - Slide

Water gebruiken
  • Waar gebruik je drinkwater voor?
  • drinken
  • koken
  • douchen/bad
  • wassen van kleding
  • toilet
  • schoonmaken   etc......

Slide 12 - Slide

Water besparen is belangrijk
  • Hoe doe je dat?
  • spaardouche
  • kleine spoeling toilet
  • slimme wasmachines
  • niet in bad gaan/korter douchen

Slide 13 - Slide

Hoe besparen bedrijven water?
  • hergebruiken van water
  • geen drinkwater gebruiken maar zelf regenwater of oppervlaktewater filtreren
  • waterbesparende machines gebruiken 

Slide 14 - Slide

  • Water gebruiken als.....

  • koelmiddel
  • oplosmiddel 
  • spoelmiddel
  • transportmiddel 



  • machines af te koelen
  • mens en dier afkoelen bij hoge temperaturen
  • Bij wassen lost het wasmiddel op
  • zeep en vuil wegspoelen
  • vuil wegspoelen = water als transportmiddel

Slide 15 - Slide

Oplosbaarheid
maximaal aantal gram van de oplosbare stof die in 1 liter water kan oplossen.

elke stof heeft een eigen oplosbaarheid.

Slide 16 - Slide

oplosbaarheid van een aantal stoffen in water bij 200C

Slide 17 - Slide

Verzadigde oplossing
dan kan er geen stof meer oplossen. 
de maximale oplosbaarheid is bereikt.

als je het oplosmiddel verwarmt gaat de oplosbaarheid van de vaste stof omhoog.

Slide 18 - Slide

rekenen met oplosbaarheid
  • Je wilt een halve liter verzadigde oplossing van keukenzout maken. Hoeveel gram keukenzout moet je oplossen?
  • oplosbaarheid is 358,5 g/L 
  • 358,5 x 0,5 L = 179,25 g keukenzout

Slide 19 - Slide

Concentratie

De hoeveelheid opgeloste stof (gram) in een bepaalde hoeveelheid mengsel (liter).

Slide 20 - Slide

Voorbeeld:
We lossen een suikerklontje van 4 gram op in een beker van een liter.

We hebben hier een concentratie van 4 gram per liter. Dat wordt dus: 4 gram/ 1 liter = 4 g/L

Slide 21 - Slide

We mengen 8 gram suiker in 2 liter water: Wat is de concentratie?
(denk aan de eenheid!)

Slide 22 - Open question

Opdracht
Lees H8.1 en H8.2
Maak opdrachten: zie leerdoelen

Slide 23 - Slide