H8 voorkennis + par.1

Welkom
Verdeel jezelf over het lokaal en log in op LessonUp. 

Wat heb je nodig op jouw tafel?
- Boek
- Schrift (open op tafel i.v.m. huiswerk controle)
- Etui + rekenmachine 
- Laptop om in te loggen op LessonUp 


1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom
Verdeel jezelf over het lokaal en log in op LessonUp. 

Wat heb je nodig op jouw tafel?
- Boek
- Schrift (open op tafel i.v.m. huiswerk controle)
- Etui + rekenmachine 
- Laptop om in te loggen op LessonUp 


Slide 1 - Slide

Planning
1.  Korte terugblik H7 
2. H8 voorkennis
2. H8 par.1 interactieve uitleg 
3. H8 par.1 aan de slag 
4. Afsluiting (terugkoppeling leerdoelen) 

Laatste hoofdstuk! :) 

Slide 2 - Slide

1. Korte terugblik H7

Slide 3 - Slide

H7 par.1
De Nederlandse export levert niet alleen inkomsten op, maar ook A. Goederen invoeren om ze daarna weer door te verkopen aan het buitenland noem je B. Nederland heeft een C economie. Op de D staan alle E uit het buitenland en F aan het buitenland.

Als de koers van de euro ten opzichte van vreemde valuta stijgt, wordt het voor Nederland G om te importeren. Voor buitenlandse bedrijven worden Nederlandse producten juist H. Daardoor I onze export

Slide 4 - Slide

H7 par.2
Binnen de EU is er sprake van een J markt. Dat betekent dat voor de handel de grenzen tussen EU-lidstaten zijn vervallen. Hierdoor is er binnen de EU vrij verkeer van K en diensten, van personen en van kapitaal.
De EU wil L zodat de concurrentie tussen de lidstaten meer gelijkwaardig kan worden.
De M (EMU) bestaat uit de EU-landen die met de euro één gezamenlijke N hebben. De Europese Centrale Bank (ECB) moet de waarde van de euro bewaken en daarmee zorgen voor O.


Slide 5 - Slide

H7 par.3
• Belasting op ingevoerde producten noem je P of ook wel douanerechten of Q.
• Als er een maximum gesteld wordt aan het aantal in te voeren producten, heet dat contingentering of R.
• Bij een S mogen er helemaal geen producten meer worden ingevoerd.

• Met T krijgen bedrijven financiële steun van de overheid om hun producten goedkoper in het buitenland te verkopen.

Slide 6 - Slide

H7 par.4
Door toenemende vrije wereldhandel is er sprake van U Het gevolg hiervan is dat productie wordt verplaatst naar landen die beter en V produceren. Je noemt dat W arbeidsverdeling. In ons land verdwijnt daardoor vooral X arbeid. Als Nederland in staat is om goede producten te maken tegen een aantrekkelijke prijs, dan versterkt dat onze internationale Y.

Slide 7 - Slide

H8 Voorkennis

Slide 8 - Slide

In Ethiopië is het nationaal inkomen $160 miljard. Er wonen 99,5 miljoen mensen. Wat is het inkomen per hoofd v/d bevolking?
A
$160,8
B
$1.608
C
$16.080
D
$160.804

Slide 9 - Quiz

Doordat de prijzen per land verschillen, kun je de koopkracht in verschillende landen moeilijk met elkaar vergelijken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

In ontwikkelingslanden is er veel werkgelegenheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Bij een ongelijke inkomensverdeling is een klein deel van de bevolking arm en een klein deel van de bevolking rijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat is een juiste volgorde van een vicieuze cirkel?
A
Lage inkomens -> Kinderen werken -> Geen scholing -> Slechte banen
B
Lage inkomens -> Geen scholing -> Slechte banen -> Kinderen werken
C
Lage inkomens -> Slechte banen -> Kinderen werken -> Geen scholing
D
Lage inkomens -> Slechte banen -> Geen scholing -> Kinderen werken

Slide 13 - Quiz

De Nederlandse overheid stelt een bedrag beschikbaar voor de ontwikkeling van de agrarische sector in Burkina Fase. De afspraak is dat Burkina Faso met een deel van dat geld machines in NL koopt.
A
Hier is sprake van noodhulp
B
Hier is sprake van structurele hulp

Slide 14 - Quiz

3. H8 par.1

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

2. De armoedegrens ligt op 1,25 dollar. Bekent dit dat mensen die leven op of onder de armoedegrens in verschillende landen dezelfde koopkracht hebben?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

3. Leg uit waarom door zelfvoorziening de welvaart in een ontwikkelingsland kan toenemen, terwijl het bbp in dat land niet toeneemt.

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

8. Wat moet er op plek A t/ G komen?

Slide 27 - Open question

9a. De prijzen op de wereldmarkt dalen door de overproductie.
A
Wel
B
Niet

Slide 28 - Quiz

9b. De vraag naar voedsel neemt toe door groei van de wereldbevolking.
A
Wel
B
Niet

Slide 29 - Quiz

9c. De oogst mislukt door aanhoudende droogte.
A
Wel
B
Niet

Slide 30 - Quiz

9d. De EU gaat invoerrechten heffen op graan uit landen buiten de EU.
A
Wel
B
Niet

Slide 31 - Quiz

10
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 32 - Quiz

Aan de slag
H8 par.1 opgaves 4 t/m 7 

Klaar: Samenvatting. 


Slide 33 - Slide

Leerdoel 1: Ik weet welke kenmerken ontwikkelingslanden hebben.
A
Onvoldoende
B
Matig
C
Voldoende
D
Goed

Slide 34 - Quiz

Leerdoel 2: Ik weet waarom arme landen weinig exportinkomsten hebben.
A
Onvoldoende
B
Matig
C
Voldoende
D
Goed

Slide 35 - Quiz

Leerdoel 3: Ik weet wat landen doen tegen schommelende grondstofprijzen.
A
Onvoldoende
B
Matig
C
Voldoende
D
Goed

Slide 36 - Quiz