Dag 1 - THEMA 2 - Bellen en mailen

Thema 2: Bellen en mailen - D1
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Thema 2: Bellen en mailen - D1

Slide 1 - Slide

'Nieuwe' woorden vandaag 
  • 's ochtends
  • 's middags
  • 's avonds
  • 's nachts
  • aardig(e)
  • de afspraak
  • al

Slide 2 - Slide

's ochtends
  • tijdens de ochtend
  • tijd tussen 6.00 - 12.00 uur

  • het eerste dagdeel van de dag

  • zin: Ik word 's ochtends om 7.00 uur wakker.

1

Slide 3 - Slide

's middags
  • in de middag
  • van 12.00 - 18.00 uur

  • zin: De leerlingen zijn 's middags vrij. 
3

Slide 4 - Slide

's avonds
  • in de avond
  • van 18.00 - 00.00 uur

  • zin: Ik drink 's avonds altijd melk.
  • zin: 's Avonds is het donker. 
2

Slide 5 - Slide

's nachts
  • in de nacht
  • van 0.00 - 7.00 uur

  • zin: Ik droom 's nachts leuke verhalen. 
4

Slide 6 - Slide

aardig(e)
  • lief 
  • vriendelijk

  • zin: De leerling is heel aardig.
  • zin: De aardige buurman verhuist morgen.
5

Slide 7 - Slide

de afspraak
  • dat wat je afspreekt

  • waar - wanneer - waarom
  • de afspraak - de afspraken

  • zin: Ik heb een afspraak bij de dokter.
  • zin: Morgen gaat de afspraak niet door. 
6

Slide 8 - Slide

al
  • eerder dan je dacht 

  • zin: Ik ben al klaar.
  • zin: Ik ga al naar huis.
  • zin: Het is al tijd.
  • zin: Ik ga nu al naar bed.
7

Slide 9 - Slide

Er zijn vier dagdelen. Wat is de goede volgorde?
1: 's morgens, 's nachts, 's middags, 's avonds
2: 's morgens, 's middags, 's avonds, 's nachts

1-4
A
1
B
2
C

Slide 10 - Quiz

Hoe laat sta jij 's ochtends op?
1

Slide 11 - Open question

Ik ga ... NIET naar school.
2

A
's mogens
B
's morgens
C
's avonds
D
's avons

Slide 12 - Quiz

We zijn om 14.20 uur klaar op school.
Het is dan ...
3
A
's nachts
B
's middags
C
's ochtends
D
's avonds

Slide 13 - Quiz

Zoek het goede woord voor:
in de middag.

3
A
smiddags
B
s' middags
C
's middags
D
's midags

Slide 14 - Quiz

Welk dagdeel is de tijd tussen 0.00 - 6.00 uur?
4
A
's nachs
B
s'nachts
C
's morgens
D
's nachts

Slide 15 - Quiz

Maak een zin met het woord:
's nachts
4

Slide 16 - Open question

Ik help jou.
Dat is ...
5
A
nooit
B
beter
C
bellen
D
aardig

Slide 17 - Quiz

Ik beloof de docent dat ik op tijd kom.
Dat is een ..
6
A
dag
B
datum
C
afspraak
D
beter

Slide 18 - Quiz

Zij hebben een ...
6

Slide 19 - Open question

Ik eet heel snel.
Ik ben ... bijna klaar!
7

Slide 20 - Open question


Ik ben ... heel lang op school.
7
A
datum
B
al
C
bellen
D
afspraak

Slide 21 - Quiz