Lezen H3 NN5e editie: Tekstverbanden en signaalwoorden

Lezen hoofdstuk 3
Doel:

Je kunt aan de hand van signaalwoorden tekstverbanden herkennen en benoemen.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lezen hoofdstuk 3
Doel:

Je kunt aan de hand van signaalwoorden tekstverbanden herkennen en benoemen.

Slide 1 - Slide

Indeling van de les:
1. Theorie met een paar korte vragen.
2. Oefentoets hoofdstuk 3 Lezen.
3. Indien tijd: nakijken en niveau bepalen: ga je verder naar H4 of moet je nog oefenen met de theorie van H3?

Slide 2 - Slide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 3 - Slide

SIGNAALWOORDEN


Aan een signaalwoord zie je met

welk tekstverband je te maken hebt.

Slide 4 - Slide

Je moet de volgende tekstverbanden kennen:
-opsomming
-tegenstelling
-tijdsvolgorde (chronologie)
-voorbeeld
-oorzaak-gevolg
-voorwaarde
-doel-middel
-vergelijking
-reden (argument)
-conclusie

Slide 5 - Slide

Bedenk een zin
(en schrijf op)

waar een opsomming in voorkomt.

Slide 6 - Slide

Een opsomming herken je aan woorden zoals:
ook, tevens, bovendien, ten eerste, ten tweede, ten slotte

Slide 7 - Slide

Bedenk een zin
waar een tegenstelling in voorkomt

Slide 8 - Slide

Een tegenstelling herken je aan woorden zoals:
maar, echter, toch, hoewel, daarentegen, enerzijds, anderzijds

Slide 9 - Slide

Bedenk één of twee zinnen
waarin je een tijdsvolgorde aangeeft.

Slide 10 - Slide

Een tijdsvolgorde herken je aan woorden als:
eerst, dan, daarna, toen, vroeger, voordat, nadat

Slide 11 - Slide

Bedenk een zin
waarin je een oorzaak en gevolg beschrijft

Slide 12 - Slide

oorzaak-gevolg herken je aan woorden als:
doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is..

Slide 13 - Slide

Bedenk twee zinnen
waarin je in de tweede zin een voorbeeld geeft bij de informatie uit de eerste zin.

Slide 14 - Slide

Voorbeelden (toelichting) herken je aan de volgende woorden:
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere, ter illustratie

Slide 15 - Slide

Bedenk een zin
waarin je een voorwaarde stelt

Slide 16 - Slide

Een voorwaarde herken je aan woorden zoals:
als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij

Slide 17 - Slide

Bedenk een zin
waarin je een doel beschrijft en een middel om dat doel te bereiken 

Slide 18 - Slide

Doel-middel herken je aan woorden als:
om te, zodat, door middel van, met behulp van, waarmee

Slide 19 - Slide

Bedenk een zin
waarin je een vergelijking maakt tussen twee dingen/zaken.

Slide 20 - Slide

Een vergelijking herken je aan woorden als:
net (zo) als, even als, in vergelijking met, meer/groter dan...

Slide 21 - Slide

Bedenk een zin
waarin je een reden (argument) geeft

Slide 22 - Slide

Een argument herken je aan woorden als:
omdat, want, immers, namelijk

Slide 23 - Slide

Bedenk een zin
waarin je een conclusie trekt

Slide 24 - Slide

Een conclusie herken je aan woorden als:
dus, concluderend, dat betekent...

Slide 25 - Slide

Ok, dat waren ze:
Alle tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden.

Je moet deze allemaal kunnen benoemen en herkennen.

Slide 26 - Slide

Dan nu:
 Maak de oefentoets hoofdstuk 3 Lezen.                   

Klaar?  Wissel met een klasgenoot die ook klaar is en kijk elkaars toets na.
Klaar en moet je even wachten? Lees de theorie van H 3 en 4 door en maak een mindmap van de belangrijkste zaken .
Hoe? In je schrift.


26 punten

13 punten
= 5,5

Slide 27 - Slide

Wat ging goed?
Welke vragen vond je makkelijk?

Slide 28 - Slide

Wat kan beter?
Welke vragen vond je moeilijk en zou je willen bespreken?

Slide 29 - Slide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 30 - Slide

Volgende les en huiswerk:
Huiswerk:

Lager dan een 7 gescoord?

Maak de opdrachten van H3
Volgende les:

-Theorie en oefentoets H4:  Betrouwbaarheid van teksten.

Volgende week: ook K&L

Slide 31 - Slide