Havo 2 - herhaling 3.1 t/m 3.3

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Havo 2 - herhaling 3.1 t/m 3.3

Het absolutisme past het beste bij?

1. De Republiek
2. Engeland
3. Frankrijk
4. Spanje

Wat is de betekenis van absolutisme?

De koningin van Engeland wilde ook alle macht, maar dat lukte niet. Waar of bij wie kwam de macht wel te liggen?

1. Bij koning Willem II
2. Het parlement
3. Bij een dictator

Noem minimaal 3 gewesten die bestonden in de republiek

Wat is een oligarchie?

1. Wanneer de koning alle macht heeft
2. Wanneer belangrijke mannen de macht hebben (adel, regenten)
3. Wanneer de macht ligt bij het parlement
4. Wanneer het volk het voor het zeggen heeft

Welke bestuurder was het belangrijkste voor het bestuur van de Republiek

1. Koning
2. Regenten
3. Stadhouder
4. Staten-Generaal

Wanneer was de Gouden Eeuw?

1. 16 eeuw
2. 17e eeuw
3. 18e eeuw
4. 19e eeuw

Waarom werd Nederland zo rijk tijdens de Gouden eeuw?

Wat bedoelen we met het rampjaar van 1672

1. Jaar waarin alle oogsten verloren gingen
2. Jaar waarin alle handel instortte
3. Jaar waarin de Republiek van 4 kanten werd aangevallen, door 4 landen
4. Jaar waarin de Republiek veroverd werd door de Fransen

Wat zijn compagnieën?

1. Boten van de VOC om te handelen
2. Handelsbedrijven
3. Bedrijven in Nederland
4. Monopolie van de VOC

De VOC kreeg de monopolie op de handel met Azië, wat is dit?

1. Handelen met Azië met anderen landen erbij
2. VOC en Azië handelen samen met elkaar over producten
3. VOC heeft het alleenrecht om te handelen in Azië
4. De VOC speelt graag het bordspel, monopoly in Azië

Taken van VOC

Hoort er niet bij

Handelen met Azië

Oorlog voeren met Spanje

Factorijen stichten

Besturen van huidig Indonesië

Wie was de hoogste bestuurder van de VOC?

1. Kapitein
2. Generaal
3. Gouvernour
4. Gouverneur-generaal

De WIC had veel taken welke hoort daar NIET bij?

1. Strijden tegen Spanje
2. Driehoekshandel
3. Gebieden veroveren
4. Varen naar Indonesië