Unit 2.5 vergelijkingen

Today
Uitleg  vergelijkende trap  + exercise

Work on your own:
- Finish unit 2 lesson 5
- Studybox Unit 2
-onregelmatige werkwoorden


1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Today
Uitleg  vergelijkende trap  + exercise

Work on your own:
- Finish unit 2 lesson 5
- Studybox Unit 2
-onregelmatige werkwoorden


Slide 1 - Slide

Vergelijkingen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat zijn trappen van vergelijking?
De trappen van vergelijking gebruik je om 2 of meer dingen met elkaar te vergelijken.
Je gebruikt hierbij adjectives
v.b.
Mijn zus is ouder dan jouw zus.
Dit is het beste boek dat ik ook heb gelezen.

Slide 4 - Slide

-er / -est
Bij adjectives van één lettergreep plak je -er of -est er achter:

big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
white - whiter than - the whitest

Slide 5 - Slide

more / most
Bij adjectives van twee of meer lettergrepen zet je more of most ervoor

beau|ti|ful / more beautiful than / the  most beautiful
in|te|res|ting / more interesting than / the most interesting
stun|ning / more stunning than / the most stunning

Slide 6 - Slide

as ... as
Als je wilt zeggen dat 2 dingen (bijna) hetzelfde zijn dan gebruik je as adjective as (net zo ... als)

You're as tall as my brother.
She is as old as her cousin.
Your girlfriend is almost as pretty as mine.

Slide 7 - Slide

Uitzondering 1
Adjectives van twéé lettergrepen op -y krijgen ook -er / -est

Hap|py / Happier than / The happiest

Pret|ty / Prettier than / The prettiest

Slide 8 - Slide

Uitzondering 2
Uit je hoofd leren
Good / better than / the best
Bad / worse than / the worst
Little / smaller than / the smallest (size)
Little / less than / the least (quantity)
many - much / more than / the most

Slide 9 - Slide

It is not as _____ as last year to find good football players.
A
difficult
B
difficulter
C
more difficult
D
difficultest

Slide 10 - Quiz

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 11 - Quiz

Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - nicest
B
happy - happier - happiest
C
bad - badder - baddest
D
beautiful - more beautiful - most beautiful

Slide 12 - Quiz

That group is _____ than the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious
D
most serious

Slide 13 - Quiz

Adele is famous. Lady Gaga is _____ than her, but Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 14 - Quiz

In stilte oefenen
Werken aan opdracht 6 en 7 

10 minuten, daarna bespreken
timer
10:00

Slide 15 - Slide

What did we learn?
Maandag unit 2 lesson 5 af
Volgende week dinsdag toets over unit 2!
- Alle woordjes
- Alle expressions
- Alle grammatica
- Oefen de opdrachten in Magister
Vragen? Stel je vragen maandag in de les. 


Slide 16 - Slide

What did we learn?
Vergelijkingen

Vragen?
Kies een P-uur na de vakantie


Slide 17 - Slide

Tijd over?
Ga aan de slag met PO2
Leren Studybox Unit 2
onregelmatige werkwoorden
Vragen? Stel deze!

Slide 18 - Slide