3v- Modalverben Präteritum-ZS-Buch5-Schritt16

Lernziele heute:
- ich kenne die Modalverben im Präteritum und kann sie benutzen
- ich vergleiche die Hausaufgaben

Let op:
Volgende les = visitatie van docenten andere scholen
& begin boek "Tschick"


Bitte Buch 5 und Laptop (geschlossen!) auf den Tisch. 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lernziele heute:
- ich kenne die Modalverben im Präteritum und kann sie benutzen
- ich vergleiche die Hausaufgaben

Let op:
Volgende les = visitatie van docenten andere scholen
& begin boek "Tschick"


Bitte Buch 5 und Laptop (geschlossen!) auf den Tisch. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Die Bedeutung der Modalverben
Dürfen = mogen / toestemming hebben
Können = kunnen / in staat zijn tot
Mögen = houden van /  lusten / aardig vinden

Müssen = moeten (noodzaak vanuit jezelf)
Sollen = moeten (bevel van een ander)
Wollen = willen
(Wissen = weten)
                                    De klas moet maar snel wegwezen

Slide 3 - Slide

Modalverben: Präteritum (=verleden tijd) 

Regel: 
- Geen Umlaut!
- Stam + t + uitgang
- Let op: 1. ev = 3. ev
=> ich durfte = er/sie/es durfte


Slide 4 - Slide

Let op: géén Umlaut! 

Vergelijk 
met de zwakke ww:

Slide 5 - Slide

Seite 149:
timer
1:30

Slide 6 - Slide

Ergänze Modalverb Präteritum:
Früher ... (können) man nicht immer und überall angerufen werden.

Slide 7 - Open question

Ergänze Modalverb Präteritum:
Ich ... (dürfen) das Handy meiner Mutter nicht verwenden.

Slide 8 - Open question

Ergänze Modalverb Präteritum:
Man ... (müssen) auch nicht für jeden erreichbar sein.

Slide 9 - Open question

Ergänze Modalverb Präteritum:
Wir ... (wollen) uns das Handy umtasuchen.

Slide 10 - Open question

Ergänze Modalverb Präteritum:
Ihr ... (wissen) schon am zweiten Tag meinen Name.

Slide 11 - Open question

Ergänze Modalverb Präteritum:
Ihr ... (wissen) schon am zweiten Tag meine Name.

Slide 12 - Open question

Waar moet je opletten bij het vervoegen van de Modalverben im Präteritum (v.t)?

Slide 13 - Open question

Ik ken de modale hulpwerkwoorden (Modalverben) en kan deze in een zin toepassen.
Eens/ oneens?
0100

Slide 14 - Poll

Selbständig machen:
Buch 5, Schritt 16:
Aufgabe 3, 7 und 9 

Slide 15 - Slide

12.25: Hausaufgaben vergleichen:
Gemacht haben in Zugspitze Buch 5:

- Schritt 6: Aufgabe 2
- ZS* = Zwischenstufe: Aufgabe 7a+b (S.57)
- Wiederholung: Aufgabe 2+4 (S.186-187)
Lernen:
- Haben, sein & werden (alle tijden), Buch 5 S.197
- Modalverben (Präsens/ott) Buch 5 S. 200/201




Slide 16 - Slide

Zwischenstufe: Aufgabe 7a+b (S.57)
Schritt 6: Aufgabe 2

Slide 17 - Slide

Aufgabe 2 Grammatik: Wiederholung = Seite 186
1. du hast
2. Sie waren
3. ich darf
4. du willst
5. ihr hattet
6. ich habe
7. sie wurden
8. du sollst
9. wir müssen
10. er wurde
11. ihr habt
12. Sie sind
13. ich mag
14. ihr könnt
15. sie darf
16. du weißt

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide