A1A - Chapitre 3 - E,F,G,H 15/3

Bonjour A1A!
Vocabulaire E 
Corriger 21A, 22A,24C 
Phrases-Clés G:
vertellen over schoolvakken en docenten
H: Bezittelijk voornaamwoord
Les buts: 
- je kent voca E
- je kunt vertellen wat je van schoolvakken en docenten vindt
je snapt het bezittelijk. voornaamwoord
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour A1A!
Vocabulaire E 
Corriger 21A, 22A,24C 
Phrases-Clés G:
vertellen over schoolvakken en docenten
H: Bezittelijk voornaamwoord
Les buts: 
- je kent voca E
- je kunt vertellen wat je van schoolvakken en docenten vindt
je snapt het bezittelijk. voornaamwoord

Slide 1 - Slide

het geheim

Slide 2 - Open question

vreselijk

Slide 3 - Open question

Il fait chaud aujourd'hui.
hoofdletter en punt

Slide 4 - Open question

niet slecht

Slide 5 - Open question

lievelings- =
A
preferé(e)
B
préferé(e)
C
préfére(e)
D
préféré(e)

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Link

Phrases-Clés E
1. Qui est ton prof de français- Wie is jouw docent Frans?
2. C'est Monsieur Duval- Het is meneer Duval.
3. Il est sévère?- Is hij streng?
4. Non, il est sympa- Nee, hij is aardig

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

G: Phrases - Clés: 27A
  1. Tu aimes les maths?                          - Oui, j'aime les maths /                                                                                                              Non, je n'aime pas les maths.
  2. Quelle est ta matière préférée?    - Ma matière préférée, c'est le français.                                                                            J'ai dix-sept sur vingt.

Slide 10 - Slide

Le pronom possessif, het bezittelijk voornaamwoord: H, page 126

Slide 11 - Slide

Welke bezittelijk voornaamwoorden ken je in het Frans?

Slide 12 - Open question

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon lit.                                = Het is mijn bed. 

Mon cours commence.             = Mijn les begint. 

Voilà ma chambre.                     = Hier is mijn slaapkamer.

Je suis dans ma piscine.           = Ik ben in mijn zwembad.

Je mange avec mes parents.  = Ik eet met mijn ouders. 

J'ai fini mes devoirs.                   = Ik heb mijn huiswerk af. 




Slide 13 - Slide

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit.


La chambre          Voilà ma chambre.


Les parents          J'adore mes parents.

Slide 14 - Slide

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 15 - Slide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes amis.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 16 - Slide

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Julie est mon amie.  = Julie is mijn vriendin.
C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.


Slide 17 - Slide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre.
(la chambre)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 18 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
(les parents)
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 19 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin.
(le cousin)
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 20 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat tussen haakjes staat. Denk aan de goede vorm!
(onze) jardin (=tuin) est grand

Slide 21 - Open question

Laatste vraag: Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ... (zijn) adresse .
(l'adresse = vrouwelijk)
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 22 - Quiz

Au travail!
Ex. 30cde
31a,cd
32a
Apprendre E

Slide 23 - Slide