5.1 Een stroomkring maken

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Klas binnenkomen

• Ga rustig naar je plaats
• Mobiel uit en in de tas
  
• Je bent startklaar voor de les                        
  
• Aandacht voor de docent 
  

       (let op teken docent/ BAM!)

Tijdens de les

• Doe actief mee
  
• stoor niet        
  
• Bij vragen eerst je vinger opsteken          
  
• Houd het lokaal netjes
  

Vorige les

Wat gaan we doen vandaag?

1. Herhaling 
2. Uitleg paragraaf 5.1 
3. Zelfstandig werken  

   4. Afsluiting/Vragen 5.1

5.1 Een stroomkring maken

Lesdoelen:

Aangeven wat er nodig is voor een stroomrking.

Wat geleiders en isolatoren zijn.

Een ampèremeter juist aflezen.

Voorkennis

Heb jij al eens een (elektrische) schok gekregen ?

Voor een stroomkring heb je nodig:

- een spanningsbron (hier de batterij)

- verbindingen (hier de snoeren)

- een apparaat (hier het lampje)

Geleiders en isolatoren

Geleiders geleiden elektrische stroom (en warmte) goed:

V.b.; alle metalen, koolstof, water met zout.

Isolatoren laten haast geen elektrische (stroom) en warmte door. 

V.b. Glas, rubber, plastic, hout.

De stroomsterkte meten

De stroomsterkte meet je met een ampèremeter.

Tips aansluiten:

* grootste bereik eerst

* Plus spanningsbron op plus ampèremeter.

Omreken ampère/milliampère

Het symbool van stroomsterkte: I 

De eenheid: A 

1 A = 1000 mA

1 m A = 0,001 A

V.b Reken om      a) 3 A = .....mA         b) 200 mA =....A

Zelfdestandig werken

H5.1 Een stroomkring maken blz.134 & 135 doorlezen.

Maak opgaven 1 t/m 7 op p 136 moet deze les af zijn. 

Klaar? 

Huiswerk: opgaven 8 t/m 10 op p 1 38 maken voor volgende week.

Belang lesdoel

Je practicum stroom meten goed uitvoeren.

Weten wanneer je schokken kan krijgen.

Deze onderwerpen kun je bij de toets verwachten.

Controle vragen

1 Teken de opstelling om te bepalen of een stof stroom geleid.

Controle vragen

2 a Noem vier geleiders.

2b Noem vier isolatoren.

Controle vragen

3 Teken de opstelling om de stroomsterkte door een lampje te meten. De symbolen worden op het bord getekend.

4 Lees de ampèremeter af

5 Controle vragen

Neem over en reken om:

0,2 mA = .........A

30 A =..........mA

562 mA =.....A

1 Bij de ampèremeter begin je met het grootste bereik.
2 De plus v.d. voeding moet op de min v.d. ampèremeter

1. 1 en 2 juist
2. 1 juist
3. 2 juist
4. geen juist

Als je plast tegen schrikdraad;
1 krijg je krijg je een gesloten stroomkring.
2 doe je dit daarna (gewoonlijk) nooit meer.

1. 1 en 2 juist
2. 1 juist
3. 2 juist
4. allebei fout