Les 6 Groter dan, kleiner dan en breuken optellen

Planning + lesdoel

5 min: Start + inloggen LessonUp

10 min: Herhaling negatieve getallen

20 min: Uitleg breuken

20 min: Werken

5 min: Afsluiting

Vereenvoudigen en optellen van breuken.

1 / 21

Slide 1: Slide

WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Planning + lesdoel

5 min: Start + inloggen LessonUp

10 min: Herhaling negatieve getallen

20 min: Uitleg breuken

20 min: Werken

5 min: Afsluiting

Vereenvoudigen en optellen van breuken.

Slide 1 - Slide

Rekenvolgorde

Tussen haakjes
Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts
Optellen en aftrekken van links naar rechts.

Slide 2 - Slide

-3 +4 =

Slide 3 - Open question

5 - -7=

Slide 4 - Open question

-2 + -9 =

Slide 5 - Open question

6 + -13 =

Slide 6 - Open question

12 - (14 - - 11) - 26 =

19 - (18 - 18) - - 18 =

8 + 3 \cdot (7 + 2) =

Slide 7 - Slide

Getallen vergelijken

30 is groter dan 20.

33 is kleiner dan 34.

2 is gelijk aan 2

Slide 8 - Slide

15 .... 24

Slide 9 - Quiz

315 .... 135

Slide 10 - Quiz

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​} . . . 0, 75

Slide 11 - Quiz

-4 .... -2

Slide 12 - Quiz

Breuken

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Breuken vereenvoudigen

Vereenvoudigen beter kleiner schrijven.

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 8 ​} = \frac{​ 2 ​ ​}{​ 4 ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 3 6 ​ ​}{​ 6 0 ​} = \frac{​ 1 8 ​ ​}{​ 3 0 ​} = \frac{​ 9 ​ ​}{​ 1 5 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 17 - Slide

Oefenen

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 1 0 ​} =

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 1 6 ​} =

\frac{​ 2 0 ​ ​}{​ 1 0 0 ​} =

Slide 18 - Slide

Gelijknamige breuken optellen

Je mag breuken alleen optellen als de noemers gelijk zijn.

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​} + \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​} = \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 2 0 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 0 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 1 5 ​} - \frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 5 ​} =

Slide 19 - Slide

Helen uit de breuk halen.

Je moet altijd de helen uit de breuk halen. Je mag in je eindantwoord geen onechte breuk laten staan.

\frac{​ 1 1 ​ ​}{​ 8 ​} = 1 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 8 ​} = 1

\frac{​ 2 2 ​ ​}{​ 5 ​} = 4 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 5 ​} = 1

Slide 20 - Slide

Weektaak

Week 8 (29 oktober t/m 2 november):

Les 1: 75, 77, 81, 85abcd, 86efgh, 90, 92

Les 2: 93, 95, 97, 98, 101

Les 3: 102, 104, 105, 106, 107efgh, 109

Slide 21 - Slide