Herhaling H1, H2 en H3 leerdoelen 442 en 443

Herhaling H1, H2 en H3 leerdoelen 442
1 / 56
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling H1, H2 en H3 leerdoelen 442

Slide 1 - Slide

Leerdoelen H1
hoe je een stijging of daling in procenten berekend
wat het betekent dat de meeste goederen schaars zijn
hoe je een prijsverandering in procenten en met indexcijfers kunt laten zien
hoe je het cpi en de inflatie berekent

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

  • getal basisjaar : indexcijfer basisjaar x indexcijfer ontbrekend jaar  
  • tabel


€2,75
€???
indexcijfer
100
102

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Liefhebbers van de Tobleronechocoladereep voelen zich bekocht. In 2016 bleef de prijs van de reep gelijk, maar het gewicht van een grote Toblerone-reep van € 8 daalde van 400 naar 360 gram.

Bereken de procentuele prijsstijging per gram van de nieuwe Tobleronereep. Schrijf je berekening op.

Slide 10 - Open question

De consument voelt zich benadeeld, vooral doordat de verpakking van de Toblerone-reep even groot is gebleven.
Welke twee marketinginstrumenten past Toblerone hier toe?
A
plaatsbeleid en productbeleid
B
plaatsbeleid en promotiebeleid
C
productbeleid en prijsbeleid
D
promotiebeleid en prijsbeleid

Slide 11 - Quiz

Alles is duurder geworden, maar consumenten kopen niet minder producten in de supermarkt. Het is nog steeds net zo druk in de supermarkt. Echter is er landelijk een personeelstekort, zo ook in de supermarkt. Je ziet dat het zelfscannen steeds meer wordt gepromoot en mensen hun producten afrekenen bij een zelfscankassa, waar alleen gepind mag worden. Leg uit of de girale of chartale geldbetalingen in de supermarkt zijn toegenomen.

Slide 12 - Open question

Ondanks dat er nu dus meer wordt gepind in de supermarkt, is het gemiddelde pinbedrag per betalen gedaald. Leg dit uit.

Slide 13 - Open question

Geef een voorbeeld van een ontwikkeling in de branche van supermarkten die ervoor kan zorgen dat er minder personeel nodig is in de winkel. Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open question

Bij de zelfscankassa moet gepind worden en mede daardoor is er minder personeel nodig. Geef nog een ander voordeel voor de ondernemer van pinbetalingen.

Slide 15 - Open question

Noteer een risico dat de winkelier loopt met de zelfscankassa's.

Slide 16 - Open question

Uit de laatste cijfers is gebleken dat de inflatie er voor bepaalde doelgroepen voor heeft gezorgd dat hun koopkracht is gedaald. Wat is hiervoor een verklaring?

Slide 17 - Open question

Bereken het CPI

Slide 18 - Open question

Waarom heeft elke categorie een
andere wegingsfactor?

Slide 19 - Open question

Als je salaris stijgt, maar je koopkracht daalt, wat is dan een juiste conclusie?
A
Je reële loon is gestegen.
B
De prijzen zijn harder gestegen dan je nominale loon.
C
Je nominale loon is harder gestegen dan de prijzen.
D
Je nominale loon is gedaald.

Slide 20 - Quiz

Wat is de betekenis van koopkracht?

Slide 21 - Open question

Gegevens
Aantal inwoners: 5 miljoen
Totale inkomen: 20 miljard
Bereken het gemiddelde inkomen per persoon voor de rijkste
25% van deze bevolking.

Slide 22 - Open question

In het basisjaar (2015) kost een gemiddelde woning €275.000.
Inmiddels (2023) zijn de huizenprijzen gestegen en kost een gemiddelde woning €310.000. Bereken het indexcijfer van 2023.

Slide 23 - Open question

Waarom kunnen mensen van rond de 25 vaak minder geld lenen dan mensen van rond de 45?

Slide 24 - Open question

Leerdoelen H2
wat de kenmerken zijn van beleggen en hoe je het rendement van beleggingen berekent
hoe je een reservering berekent
hoe je enkelvoudige rente berekent
hoe je samengestelde rente berekent
hoe je de reële rente berekent 
hoe je de kosten van een lening berekent
wat voor leningen een bank verstrekt
hoe een leverancier krediet kan geven
wat het bijzondere is van een hypothecaire lening


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Jan leent €10.000 tegen een
looptijd van 48 maanden.
Bereken de kredietkosten.

Slide 40 - Open question

Na lang nadenken neemt Hans een besluit. Hij heeft € 10.000 nodig voor zijn nieuwe auto. Hans kiest voor een persoonlijke lening met een looptijd van 10 jaar. Bereken de kredietkosten.

Slide 41 - Open question

Je zet €1.500 op een spaardeposito met 2,5% enkelvoudige rente. Hoeveel rente ontvang je na 3 jaar. Schrijf je berekening op!

Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Slide 42 - Open question

Spaartegoed = € 20.000
Rentepercentage = 3,5 %
Bereken het spaartegoed na 3 jaar op basis van samengestelde rente.

Slide 43 - Open question

Wat is de reële rente in 2017
A
1,1%
B
1,7%
C
-0,5%
D
0,5%

Slide 44 - Quiz

Wat is het nadeel van beleggen t.o.v. sparen?

Slide 45 - Open question

Leerdoelen H3
wat een monopolie is
wat een oligopolie is
hoe je de kostprijs van een product berekent
hoe je de consumentenprijs berekend 
hoe je de omzet, de brutowinst en het nettoresultaat berekent
wat de verschillen zijn tussen monopolistische concurrentie en volkomen concurrentie




Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Consumentenprijs berekenen:
De verkoopprijs van een broek is: € 16,50.
De btw is 21%.

Bereken de consumentenprijs

Slide 49 - Open question

De consumentenprijs van een broek is: € 49,-
De btw is 21%.

Bereken de verkoopprijs

Slide 50 - Open question

Bereken het nettoresultaat
Bedrijf X
Aantal ingekochte producten: 100
Aantal verkochte producten: 90
Inkoopprijs (excl.btw):€10,00
Verkoopprijs (excl.btw): 22,00
Bedrijfskosten: €500


Slide 51 - Open question

Op welke manier kan een bedrijf de omzet verhogen?

Slide 52 - Open question

Op welke manier kan een bedrijf de brutowinst verhogen?

Slide 53 - Open question

Fietsenfabriek X produceert gewone, niet elektrische, fietsen.
De winst van deze fietsenfabriek daalt al jaren. Geef hiervoor een mogelijke verklaring.

Slide 54 - Open question

Fietsenfabriek X produceert gewone, niet elektrische, fietsen.
De winst van deze fietsenfabriek daalt al jaren. Bedenk een mogelijke oplossing voor de fietsenfabriek.

Slide 55 - Open question

Uit welke twee onderdelen bestaat de brutowinst?
A
omzet en inkoopwaarde
B
inkoopwaarde en bedrijfskosten
C
bedrijfskosten en omzet
D
nettoresultaat en bedrijfskosten

Slide 56 - Quiz