2h6 - 3/12/21 bron D adjectifs rappel des verbes ...er

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Programme de la leçon

Buts: aan het einde van de les ken je al veel bijvoeglijke naamwoorden, de regels en  het liedje in het Frans van de bv nw + je kamer beschrijve

- Rappel des adjectifs + exceptions

- Décrire ton prof

- Iets beschrijven

- Chansons : Où est le chat ? Dans ma chambre, il y a...+ voorzetsels

 - Rappel des verbes ...er quiz

Wat is de functie van een bijvoeglijk naamwoord?

Het bijvoeglijk naamwoord
past zich aan ____

Wat zijn de vier vormen van het (regelmatige) bijvoeglijk naamwoord?

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ________

Wat kun je vertellen over de PLAATS van het bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin?

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm op de goede plaats..
Elles sont des _____________ filles _____________. [sérieux]

wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Monique est très heureuse
2. Monique est très heureus
3. Monique est très heureuses
4. Monique est très heureuxs

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord ?

1. beau
2. petit
3. qui
4. blond

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Elle porte les lunettes verts.
2. Elle porte les lunettes vert.
3. Elle porte les lunettes verte.
4. Elle porte les lunettes vertes.

Een bijvoeglijk naamwoord....

1. zegt iets over een zelfstandig naamwoord
2. zegt iets over een werkwoord

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Elle porte une robe bleue.
2. Elle porte une robe bleus.
3. Elle porte une robe bleues
4. Elle porte une robe blue.

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. Le lit est grand.
2. Le lit est grande.

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. La plage est beau.
2. La plage est beaux.
3. La plage est belle.
4. La plage est belles.

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Elle porte les chaussures verts.
2. Elle porte les chaussures vert.
3. Elle porte les chaussures verte.
4. Elle porte les chaussures vertes.

Choisis le bon adjectif:

Les vélos sont ...

1. gris
2. grise
3. grises

Wat is het juiste adjectif?
Les chaussures sont

1. brune
2. brunes
3. brun

Choisis le bon adjectif:

Mon copain est ......

1. charmant
2. charmante
3. charmants

Wat is het juiste adjectif?
Le cabriolet est

1. noir
2. noire

Wat is het adjectif?
Il a une voiture grise

1. grise
2. voiture
3. il
4. a

Welke plaats van het adjectif is juist?

1. La noire maison.
2. La maison noire.

Wat betekent het woord:" adjectif " in het Nederlands?

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Questions / Réponses

C'est quel jour aujourd'hui ?

Tu as des frères et soeurs?

Comment est ton frère ? ta soeur ?

Il/Elle s'appelle comment ?

Il/Elle est comment ?

Tu as un animal domestique?

Il/elle est jeune ?

lire le vocabulaire ABEF p 88 89

L'adjectif

Nu eerst de herhaling 

 de plaats et de uitgangen 

van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans.

Deze bijvoeglijke naamwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord

beau (mooi)      bon (goed/lekker)       joli (schattig)

haut (hoog)       long (lang)                     petit (klein)

jeune (jong)      vieux (oud)                    grand (groot)

gros (dik)            mauvais (slecht)        méchant (gemeen)

nouveau (nieuw)                                        autre (ander)

premier (eerste) +rangtelwoorden (telw+ième)+ dernier (laatste)

Speciale vormen van 't bijvoeglijk naamwoord: 

Décris ta prof

naam - haar - ogen - maat - sport - 

eigenschappen

kleding (3dingen)

Il y a- se trouver- j'ai

On utile  pour décrire :

1- er is/zijn = il y a

2- zich bevinden = se trouver

3- ik heb = j'ai

4- devant- derrière-sous-sur- à droite/à gauche - à côté de(du/de la/del') - près de/du/de la/de l' => chanson 

Tu habites où ?

Tu habites dans une maison ?

Tu habites dans un appartement ?

Comment trouves-tu ta chambre ?

Tu fais tes devoirs dans ta chambre ?

Tu dors dans ta chambre ?

rappel des verbes ...er

1- hoe krijg je de stam van de werkwoorden die op er eindigen?

2- de uitgangen, ken je ze nog?

Les verbes en -er

Vervoegen aimer:
(zij vinden lekker) la pizza

1. nous aimons
2. vous aimez
3. ils aiment
4. nous aiment

ik vind

1. je cherche
2. tu cherches
3. je trouve
4. tu trouves

Elle (aimer)

1. aimes
2. aimet
3. aime
4. aiment

jij houdt van

1. tu aimes
2. tu aime
3. tu préfères
4. vous aimez

Vous ................... (leuk vinden) l'histoire?

1. aimez
2. aimons
3. préférez
4. préférons

wij praten

1. nous parlons
2. nous parlez
3. vous parlons
4. ils parlent

Zij houden van (aimer)

1. Vous aimez
2. Ils aiment
3. Elles aime
4. J'aime

zij werkt

1. tu travailles
2. elle travaille
3. elle travailles
4. elles travaillent