Als iets beweegt heeft het energie. Een hand die heen en weer zwaait, heeft de energie om de luchtdeeltjes te verplaatsen. Een hamer die heeft de energie om een spijker ergens in te slaan. Deze energie noem je
bewegingsenergie. Hoe sneller de beweging, hoe hoger de energie. Maar ook de massa van het voorwerp speelt hierbij een rol.