This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Arbowet is:
A
Wet dat werkomgeving veilig moet zijn
B
Regel dat overheid werk moet regelen
C
Wet dat iedereen werk met armen moet doen
D
Wet dat je sollicitatieplicht hebt
Slide 1 - Quiz
Een verticaal transportmiddel is een
A
niet heffend transportmiddel
B
heffend transportmiddel
C
stationair transportmiddel
D
alle onder a,b en c genoemde transportmiddelen
Slide 2 - Quiz
wat betekent de afkorting WMS?
A
warehouse managent storage
B
warehouse massive storage
C
warehouse managent system
D
warehouse multiple system
Slide 3 - Quiz
Hoe heet dit intern transportmiddel?
Hoe heet dit intern transportmiddel?
A
Heftruck
B
Colli
C
Rolcontainer
D
Palletwagen
Slide 4 - Quiz
Een rollenbaan is een voorbeeld van een stationair transportmiddel.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Met een horizontaal transportmiddel kun je goederen verplaatsen, maar niet heffen.
Tekst
Horizontaal of verticaal?
Ja, de bewering klopt. Met een horizontaal transportmiddel kun je goederen verplaatsen zonder ze te heffen. Met een verticaal transportmiddel kun je goederen heffen.
A
JA
B
NEE
Slide 6 - Quiz
Met welk intern transportmiddel zet je goederen hoog in een stelling?
Slide 7 - Open question
wat is de vrije hefhoogte van een heftruck
A
De maximale hoogte van de lepels met uitgeschoven mast
B
De maximale hoogte van de lepels zonder dat de mast uitschuift
C
de maximale breedte van de lepels
Slide 8 - Quiz
Wat is de bouwhoogte?
A
De hoogte van het gebouw waar je binnen rijdt.
B
de maximale hoogte van een gebouw waar je nog met de lepels bij kunt
C
de hoogte van de heftruck met de lepels op de vloer
Slide 9 - Quiz
Wat is een contragewicht?
A
Gewicht van een heftruck
B
gewicht van je lading
C
gewicht van de persoon die op de heftruck zit
D
Gewicht aan de achterkant wat de heftruck in balans houdt
Slide 10 - Quiz
Een kooiaap is een heftruck achterop een vrachtwagen.