Les 3 Maatschappijleer TL4

Programma
  1. Check-in (5 min.)
  2. 5.4 Criminaliteit  - Uitleg met vragen (25 min.)
  3. 5.4 Criminaliteit  - Opdracht maken (10 min.)
  4. Check-uit (5 min.)

Zorg zelf dat 5.2 maakt/leerdoelen bereikt als je er niet was vorige week en laat dit aan mij zien.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma
  1. Check-in (5 min.)
  2. 5.4 Criminaliteit  - Uitleg met vragen (25 min.)
  3. 5.4 Criminaliteit  - Opdracht maken (10 min.)
  4. Check-uit (5 min.)

Zorg zelf dat 5.2 maakt/leerdoelen bereikt als je er niet was vorige week en laat dit aan mij zien.

Slide 1 - Slide

5.4 Criminaliteit

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat criminaliteit is en dit begrip toepassen op een bron.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen overtredingen en misdrijven en dit toepassen op een bron.
  • Je kunt met een voorbeeld uitleggen dat criminaliteit tijd- en plaatsgebonden is en dit toepassen op een bron.
  • Je kunt de risicofactoren van crimineel gedrag benoemen en deze toepassen op een bron. 




Slide 3 - Slide

Soorten Recht
Burgerlijk recht: Conflicten waarin overheid scheidsrechter tussen mensen is, bijv. burenruzie over geluid, ontevreden klant, conflict over borgsom, scheiding etc.

Bestuurlijk Recht: Conflicten tussen overheid en burger. Overheid is dus zelf partij. Bijvoorbeeld aanklagen overheid over coronamaatregelen.

Strafrecht: Aanpak van gedrag dat volgens de wet verboden is. Staat in wetboek van Strafrecht.


 


Slide 4 - Slide

Strafrecht
Burgerlijk Recht
Bestuurlijk recht
Je wil voogdij over je kind
Je wil de aanleg van een weg aanvechten
Iemand discrimineert je op internet
Je wilt geld terug van een winkel
Je bent mishandeld
Je wilt een hogere uitkering

Slide 5 - Drag question

Strafrecht
Over asociaal gedrag, zoals voordringen bij de kassa, staat niets in
de wet. Het is dus niet strafbaar.

Zaken als diefstal en mishandeling zijn wel strafbaar. Dit soort zaken
staan in het Wetboek van Strafrecht.

In het strafrecht kijkt een rechter of er sprake is van een strafbaar
feit en welke straf daarbij hoort. Een strafbaar feit noemen we ook
wel een delict.



 


Slide 6 - Slide

Waarom mag dat?

Slide 7 - Slide

Wat is geen delict?
A
Racisme
B
Diefstal
C
Drugshandel
D
Vreemdgaan

Slide 8 - Quiz

Overtredingen en misdrijven
De wet maakt verschil tussen overtredingen en misdrijven.

Overtredingen zijn strafbare feiten die minder erg zijn.
Bijvoorbeeld: op je brommer zonder helm rijden.


Misdrijven zijn ernstige strafbare feiten.
Bijvoorbeeld: vernieling, handel in drugs, diefstal, inbraak en moord 


Slide 9 - Slide

Misdrijven
• word je verhoord door de politie
• als het ernstig is, volgt altijd een
rechtszaak
• gelden zwaardere straffen
• krijg je een strafblad

Kijkvragen: Is er bij geldezels sprake van een misdrijf?
En wat zijn de gevolgen van een strafblad?




Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Geldezel: overtreding of misdrijf?
A
Overtreding
B
Misdrijf

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de gevolgen van een strafblad?

Slide 13 - Open question

Overtreding
Misdrijf

Slide 14 - Drag question

Criminaliteit
Eigenlijk valt alles wat wettelijk verboden is onder criminaliteit.
Maar iemand die een overtreding is geen crimineel.

Daarom is de beste omschrijving van het begrip criminaliteit: alle
misdrijven zoals die in de wet staan.




Slide 15 - Slide

Criminaliteit
Welke misdrijven in de wet staan, is niet altijd en overal hetzelfde.


Criminaliteit is tijdgebonden: onze ideeën over wat strafbaar zou
moeten zijn, veranderen. Bijv. vreemdgaan was vroeger strafbaar, maar nu niet meer.


Criminaliteit is ook plaatsgebonden: wat is toegestaan in
Nederland, kan in een ander land strafbaar zijn. Bijv. als vrouw geen hoofddoekje dragen is in Iran strafbaar, maar in Nederland niet.



Slide 16 - Slide

Noem iets anders wat vroeger strafbaar was, maar nu niet.

Noem ook iets wat in een ander land strafbaar is, maar niet in Nederland (met land).

Slide 17 - Open question

Risicofactoren
Risicofactoren zijn omstandigheden die de kans op crimineel
gedrag vergroten.

Bijvoorbeeld:
• onveilige opvoeding 
• groepsgedrag
• alcohol of drugs
• spijbelen en schooluitval
• biologische factoren (bijv. stoornis)



Slide 18 - Slide

Risicofactoren
Maak opdracht 12 van 5.4 online

Klassencode: 081015



Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Kijkopdracht: Welke oorzaken voor crimineel gedrag
herken je in dit videofragment?

Slide 21 - Open question

Op een onbewoond eiland
  1. Brainstorm (5 min.): bedenk eerst in je groep van 4 de belangrijkste argumenten (logos) voor je standpunt. Bedenk ook welke emoties in het debat je kunt gebruiken en welke verhalen daarbij aansluiten (pathos). Houd ook je geloofwaardigheid (ethos) in de gaten.
  2. Structuur betoog (5 min.): bedenk wat je gaat zeggen in de opzetbeurt (1 min.), vrije beurt (4 min.) en conclusiebeurt (1 min.).
  3. Taakverdeling en uitwerking (5 min.): Verdeel de taken (1 opzetbeurt, 2 vrije beurt, 1 conclusiebeurt) en werk per persoon je verhaal verder uit.
  4. Eindcontrole (5 min.): controleer als groep of het betoog een goed geheel vormt en pas waar nodig aan.

Slide 22 - Slide

Check-uit: wat is je bijgebleven van deze les?

Slide 23 - Mind map