1KM L2 formuleren

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.
Startopdracht: lees in je leesboek
  • Leesboek
  • Schrift en pen
timer
15:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.
Startopdracht: lees in je leesboek
  • Leesboek
  • Schrift en pen
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.
Startopdracht: lees in je leesboek
  • Leesboek
  • Schrift en pen
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.
Startopdracht: lees in je leesboek 
  • Leesboek
  • Schrift en pen
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.
Startopdracht: lees in je leesboek 
  • Leesboek
  • Schrift en pen
timer
15:00

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Mededelingen
  • Nakijken 
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Evaluatie les

Slide 5 - Slide

Mededelingen
Wat moet ik weten?

Slide 6 - Slide

Toets werkwoordspelling en formuleren
donderdag 14 maart

Slide 7 - Slide

Lesdoelen
  • Ik kan bepalen of een zelfstandig naamwoord het lidwoord de of het krijgt. 

Slide 8 - Slide

Nakijken
  • Maak opdracht 1 t/m 5 vanaf blz. 214

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm tt

Slide 10 - Slide

Sterke en zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden --> veranderen van klank in vt

Zwakke werkwoorden --> veranderen niet van klank in vt

Slide 11 - Slide

Persoonsvorm vt - zwak

Slide 12 - Slide

Persoonsvorm vt - zwak
Wanneer -de(n) of -te(n)?
1. Neem het hele werkwoord
2. Haal er -en van af.
3. Zit de laatste letter in 't ex-fokschaap? Schrijf na de ik-vorm -te(n)
4. Zit de laatste letter en niet in? Schrijf na de ik-vorm -de(n)


Slide 13 - Slide

Persoonsvorm vt - sterk
Schrijf het woord zo kort mogelijk:
– lopen → liepen; blaas → blies.
Gebruik alleen dubbele letters (zoals -dd of -kk) als dat nodig is voor de uitspraak:
– rijden → reden; hebben → hadden.
Kijk naar het meervoud om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt:
– ik bond, want: wij/jullie/zij bonden.
– hij beet, want: wij/jullie/zij beten.

Let op: een persoonsvorm in de verleden tijd eindigt nooit op -dt.



Slide 14 - Slide

Onregelmatige werkwoorden

Slide 15 - Slide

Volledige zinnen
  • Iedere zin heeft een pv en een ow. 
  • Iedere zin begint met een hoofdletter.
  • Iedere zin eindigt met een leesteken (. ! ?). 

Slide 16 - Slide

de- en het-woorden
De
Deze
Die
kano
Het
Dit
Dat
cadeau

Slide 17 - Slide

de- en het-woorden
De
Deze
Die
kano
Het
Dit
Dat
cadeau

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werken
  • Je werkt in stilte.
  • Maak opdracht 1 t/m 6 vanaf blz. 216
  • Werk aan je taken in Numo

  • Heb je vragen? Sla de vraag even over. Na vijf minuten kun je de vraag stellen. 


timer
5:00

Slide 19 - Slide

Samenwerken
  • Je mag zachtjes overleggen.
  • Maak opdracht 1 t/m 6 vanaf blz. 216
  • Werk aan je taken in Numo

Heb je vragen? Steek je hand op. 


timer
2:00

Slide 20 - Slide

Huiswerk
Datum:
- donderdag 7 maart

Maken:
Maak opdracht 1 t/m 6 vanaf blz. 216

Slide 21 - Slide

Lesdoelen

  • Ik kan bepalen of een zelfstandig naamwoord het lidwoord de of het krijgt. 

Slide 22 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 23 - Slide

Tot de volgende les!

Slide 24 - Slide