Present simple + present continuous

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1

Grammar

Present simple en present continuous

Present simple

Every morning I eat breakfast with my family. I never drink juice, I prefer to drink tea. 

I always drive to work by car. Sometimes there is a traffic jam, but usually I can drive without hindrance. 

Present simple

Every morning I eat breakfast with my family. I never drink juice, I prefer to drink tea. 

I always drive to work by car. Sometimes there is a traffic jam, but usually I can drive without hindrance. 

Present simple

Every morning I eat breakfast with my family. I never drink juice, I prefer to drink tea. 

I always drive to work by car. Sometimes there is a traffic jam, but usually I can drive without hindrance. 

Present simple (form)

Let op:

• Bij he/she/it komt er een -s achter het werkwoord.
• Bij werkwoorden die eindigen op een -s of een sisklank komt er bij he/she/it -es achter het werkwoord.
• She kisses / he dances / he pushes

Present simple (form)

Bij de werkwoorden do en go komt er bij he/she/it -es achter het werkwoord.

Present simple (form)

- To be, to have en to do hebben een eigen vorm:

To be

To have

To do

Present simple

Je gebruikt de tegenwoordige tijd als iets regelmatig, altijd of juist nooit zo is.

Je gebruikt dan woorden als: every day, always, never etc.

• We eat bread every day.
• I always go to work at eight o’clock.
• He never reads newspapers.

Wanneer gebruik je de Present Simple?

1. Bij gewoonte, feit en regelmaat.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Welke zin is present simple?

1. Lucy lives in London.
2. Lucy lived in London.
3. Lucy is living in London.
4. Lucy has lived in London.

Vul de present simple in van het werkwoord 'to talk':
"I always ... to my cat."

Vul de present simple in van het werkwoord 'to like':
"She ... apples."

Vul de present simple in van het werkwoord 'to work':
"Bob never ... on Sunday."

Vul de present simple in van het werkwoord 'to go':
"They frequently ... for walks."

Present simple

Wanneer je een vraagzin maakt of een negatieve zin ervan maakt, gebruik je het hulpwerkwoord 'do' of 'does'. 

Vraagzin:

Je zet dan het hulpwerkwoord aan 

het begin van de zin (deze

vervoeg je wél), en het 

hoofdwerkwoord blijft de 'stam'. 

Present simple

Wanneer je een vraagzin maakt of een negatieve zin ervan maakt, gebruik je het hulpwerkwoord 'do' of 'does'. 

Negatieve zin (ontkennende zin):

Je zet dan het hulpwerkwoord 

(deze vervoeg je wél) tussen het

onderwerp en het hoofdwerkwoord 

(blijft de 'stam'). 

Vul de present simple in van het werkwoord 'to work' (schrijf de hele zin op):
"... you ... at the supermarket?"

Vul de present simple in van het werkwoord 'to like' (schrijf de hele zin op):
"She (not like) ... apples."

Present continuous(form)

• Korte vormen: I’m eating, you’re eating, he’s eating, she’s eating, it’s eating, we’re eating, you’re eating, they’re eating.

Present simple

Je gebruikt de present continuous als je wilt zeggen wat er aan de gang is of waar iemand nu mee bezig is.

• I am eating right now. 
• Could you be quiet? I'm reading!

Vraagzinnen worden gemaatk door am/is/are en het onderwerp om te draaien.

You are watching TV wordt dan:

• Are you watching TV? 

Negatieve zinnen of ontkennende zinnen worden gemaakt met 'not'.

• You are not watching TV. 

Vul de present continuous in van het werkwoord
'to talk' (niet de hele zin):
"I ... on the phone right now."

Vul de present continuous in van het werkwoord
'to do' (niet de hele zin):
"She ... the dishes."

Studiemeter > Engels Compact

Ga naar Studiemeter

Maak 

                                                                            

                                                                   < moet eind van de les af zijn.