This lesson contains 16 slides, with text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
House and Home
Ewolt van der Berg
Slide 1 - Slide
LESDOELEN
Na deze les weten jullie meer over:
- Wie ik ben en hoe mijn huis eruitziet
- Woorden die te maken hebben met huis en thuis (house and home)
- Wat een vlog is en hoe jezelf een vlog maakt
Slide 2 - Slide
What are we going to do today?
Introductie, wie ben ik?
Introductie, house and home
Vlog over je huis en inrichting
Slide 3 - Slide
Introduce myself
- Ewolt van der Berg
- Student teacher English
- Traveling
- Soccer
- Netflix
- Reading
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Luister&kijk oefening
Noteer de woorden die met house and home te maken hebben.
In de video krijg je een vlog te zien van Oliver White.
Oliver neemt je mee door een droomhuis, kijk en luister goed wat Oliver over het huis vertelt.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Vloggen
Zojuist heb je een vlog gezien van Oliver White, Oliver neemt je mee door een droomhuis in Kroatie. Maak een vlog van 1-3 minuten over je eigen huis en benoem de ruimtes & meubels in het ENGELS. Gebruik woorden die je in het filmpje hebt gehoord en woorden die jezelf al kent.
* Op de volgende slide zien jullie een voorbeeld vlog over mijn huis.
* Maak een leuke video, waarin je zo goed mogelijk Engels spreekt.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Op je vlog benoem je:
Namen van de kamers
Welke spullen zich in die kamer bevinden (bed, tafel etc.)
Gebruik minstens 10 woorden uit de Vocabulary lijst in je textbook(blz. 75-76)
Je huis heeft in ieder geval een: keuken - badkamer - woonkamer - slaapkamer
Be creative!
Maak een vlog door je eigen huis
Slide 10 - Slide
Inleveren opdrachten Madagascar, Spring house en feedbackvoor 20 mei 2020
Slide 11 - Slide
Feedback form
Graag ontvang ik van jullie feedback over deze digitale les. Klik op de link op de volgende slide en vul deze in, thanks in advance!
Slide 12 - Slide
https:
Slide 13 - Link
Eindopdracht house and home
Op je plattegrond schrijf je:
Namen van de kamers
Welke spullen zich in die kamer bevinden (bed, tafel etc.)
Gebruik minstens 10 woorden uit de Vocabulary lijst in je textbook(blz. 75-76)
Je huis heeft in ieder geval een: keuken - badkamer - woonkamer - slaapkamer