6.3 neerslag

6.3 Neerslag
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

6.3 Neerslag

Slide 1 - Slide

Doel van de les
  • in welke toestand water voorkomt in de atmosfeer
  • hoe wolken ontstaan
  • hoe neerslag ontstaat
  • wanneer neerslag valt
  • wanneer het hagelt of sneeuwt

Slide 2 - Slide

bekijk het filmpje op de volgende dia

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Fasen.
Elke stof kan zich in 3 fasen bevinden. Zie hieronder het voorbeeld van water: 
  1. IJs (vaste fase)  
  2. Water (vloeibare fase)  
  3. Waterdamp (gas fase)

In de afbeelding hiernaast staan de fase overgangen benoemd

Slide 5 - Slide

Hoe ontstaan wolken?

Slide 6 - Slide

hagel en sneeuw
Als de temepratuur in de lucht onder het vriespunt komt, vormt er hagel of sneeuw. Wanneer de sneeuwvlokken of hagelstenen te zwaar worden, vallen ze uit de lucht

Slide 8 - Slide

Water dat verdampt, verandert van fase.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
In welke fase is het water bij nummer 2?
A
Vloeibare fase
B
Vaste fase
C
Gasfase

Slide 10 - Quiz

Een glaasje water.
Welke fase is dit van water?
A
Vloeibaar
B
Gas
C
Vast

Slide 11 - Quiz

Wat is geen fase van water ?
A
ijs
B
waterdamp
C
water
D
mist

Slide 12 - Quiz

De waterdamp die van de waterkoker afkomt, is water in de...
A
Vloeibare fase
B
Gasfase
C
Vaste fase

Slide 13 - Quiz

Welke fase-overgang vindt er plaats als water ijs wordt?
A
smelten
B
verdampen
C
condenseren
D
stollen (bevriezen)

Slide 14 - Quiz

Wat is de fase van water bij kamertemperatuur
A
vast
B
vloeibaar
C
gas
D
kun je niet weten

Slide 15 - Quiz

Welke zin over wolken is niet juist?
A
In wolken kunnen waterdruppels en ijskristallen ontstaan
B
Waterdamp ontstaat boven water, maar ook boven weilanden
C
Wolken hebben een temperatuur van rond de 4 'C
D
Wolken ontstaan omdat waterdamp verandert in waterdruppeltjes

Slide 16 - Quiz

De juiste volgorde is...
A
condenseren- verdampen- neerslag
B
verdampen - condenseren - neerslag
C
verdampen - neerslag - condenseren

Slide 17 - Quiz

Wat is neerslag?
A
Wind, regen en sneeuw
B
Wind, storm en hagel
C
Wind, neerslag en temperatuur
D
Wind neerslag en mist

Slide 18 - Quiz

Welke elementen bepalen het weer?
A
Neerslag en temperatuur
B
Wind en neerslag
C
Temperatuur en wind
D
Wind, temperatuur en neerslag

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de waterkringloop?
A
zon-condensatie-neerslag-verdamping
B
Verdamping-zon-neerslag-condensatie
C
Zon-Verdamping-condensatie-neerslag
D
Condensatie-verdamping-zon-neerslag

Slide 20 - Quiz

Je mag verder werken

Slide 21 - Slide