24/10

Goedemorgen! 
Goed dat je er bent.
  • Leg je mobiel in de kluis. 
  • Ga zitten op je plaats.
  • Tijdens het kijken naar het journaal mag je wat eten en drinken. 

1 / 40
next
Slide 1: Slide
DagplanningVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Goedemorgen! 
Goed dat je er bent.
  • Leg je mobiel in de kluis. 
  • Ga zitten op je plaats.
  • Tijdens het kijken naar het journaal mag je wat eten en drinken. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Dagplanning
  • Pak je Chromebook uit de kast.
  • Opstarten LessonUp of Studiemeter 

Slide 6 - Slide

2e lesuur:

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wie weet de meeste woorden? Probeer het ook met smaak.

Slide 10 - Mind map

Smaak:
kaak, haak, taak, kraak, braak, maak, vaak, zaak, knaak, staak, blaak.

Slide 11 - Slide

Wie weet de meeste woorden? Probeer het ook met ruiken.

Slide 12 - Mind map

Ruiken:
 kuiken, duiken, fuiken, luiken.

Slide 13 - Slide

Wie weet de meeste woorden? Probeer het ook met zien.

Slide 14 - Mind map

Zien:
tien, afzien, misschien, dien, bovendien.

Slide 15 - Slide

Wie weet de meeste woorden? Probeer het ook met horen.

Slide 16 - Mind map

Horen
 boren, koren, storen, voren, stukadoren, kantoren.

Slide 17 - Slide

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 18 - Slide

Pauze
timer
15:00

Slide 19 - Slide

3e lesuur:

Slide 20 - Slide

Chapter 2 H
Aan het einde van de les kan je de theme words herkennen in een context tekst.
Aan het einde van de les begrijp je de theme words en kan ze gebruiken in simpele zinnen.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Woorden die te maken hebben met:
Crime

Slide 23 - Mind map

Slide 24 - Slide

Vertaal naar het Nederlands:
Paramedic
A
Hulpverleners
B
Buschauffeurs
C
Bezorgers
D
Boeven

Slide 25 - Quiz

Vertaal naar het Nederlands:
(to) notify
A
Oplichten
B
Waarschuwen
C
Laten weten
D
Veilig stellen

Slide 26 - Quiz

Vertaal naar het Nederlands:
(to) secure
A
Vragen
B
Openen
C
Oplichten
D
Veilig stellen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Siren betekend:
A
Sirene
B
Evacueren
C
Waarschuwing
D
Veiligstellen

Slide 33 - Quiz

To Scam betekend:
A
Waarschuwen
B
Veiligstellen
C
Oplichten
D
Evacueren

Slide 34 - Quiz

Deze les:
A
Ging goed
B
Nog lastig
C
Wil ik nog meer over leren
D
Weet ik alles van

Slide 35 - Quiz

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 36 - Slide

4e lesuur:

Slide 37 - Slide

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 38 - Slide

Vanaf de pauze:

Slide 39 - Slide

Afsluiting

Slide 40 - Slide