What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Klas 2 , passé composé met avoir en être
Bonjour!
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Bonjour!
Slide 1 - Slide
Even een terugblik op de vorige les.
Wat is correct:
A
J'habite à Rome
B
J'habite en Rome
C
J'habite aux Rome
D
J'habite au Rome
Slide 2 - Quiz
Welke zin is correct?
A
Je reste à Pays-Bas
B
Je reste aux Pays-Bas
C
Je reste en Pays-Bas
D
Je reste au Pays-Bas
Slide 3 - Quiz
Welk zin is correct?
A
Elle habite au Allemagne
B
Elle habite aux Allemagne
C
Elle habite à Allemagne
D
Elle habite en Allemagne
Slide 4 - Quiz
Les buts
Aan het einde van de les kun jij:
Werkwoorden op -er, -ir, -re in de passé composé zetten
Het werkwoord être als hulpww gebruiken in de p.c.
Het werkwoord avoir als hulpww gebruiken in de p.c.
de uitzonderingen être, avoir en faire in de p.c. zetten
Slide 5 - Slide
Passé composé
Présent
J'ai mangé
il parle
Ils ont acheté
je téléphone
vous avez dansé
nous écoutons
vous regardez
Tamara a marché
nous avons trouvé
on cherche
Elisa rencontre
tu as raconté
Slide 6 - Drag question
Hoe maak je de passé composé ook al weer?
Slide 7 - Mind map
Zet het werkwoord chanter in de passé composé. Tu-vorm
Slide 8 - Mind map
Le passé composé
De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd:
ik heb gekeken j'ai regardé
jij hebt gekeken tu as regardé
Ik ben gevallen Je suis tombé
Hij is gegaan il est allé
Mais.. Comment ça se fait, le passé composé?
Slide 9 - Slide
A.1 Le passé composé met avoir
Hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord:
stap 1: stam = heel ww - er
stap 2: stam + é
avoir
j'
ai
tu
as
il / elle / on
a
nous
avons
vous
avez
ils / elles
ont
march
march
é
Il a marché
Slide 10 - Slide
A.3 Le passé composé met avoir
Hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord:
stam = heel ww -r
avoir
j'
ai
tu
as
il / elle / on
a
nous
avons
vous
avez
ils / elles
ont
fini
J'ai fini
Slide 11 - Slide
A.2 Le passé composé met avoir
Hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord:
stap 1: stam = heel ww - re
stap 2: stam + u
avoir
j'
ai
tu
as
il / elle / on
a
nous
avons
vous
avez
ils / elles
ont
perd
perd
u
elle a perdu
Slide 12 - Slide
Let op!!
De volgende voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren:
Je hulpwerkwoord blijft wel avoir.
Bijv:
Ik heb
een cadeau
gehad
=
J'ai eu
un cadeau
avoir = eu
être = été
faire = fait
Slide 13 - Slide
Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
een
B
twee
C
drie
D
passé composé? huh?
Slide 14 - Quiz
Je dansé.
A
Goed
B
Fout
Slide 15 - Quiz
Waarom is: Je dansé fout?
Wat ontbreekt er?
Slide 16 - Open question
Elle_________ (danser) avec sa soeur.
A
a dansée
B
a dansé
C
avez danser
D
ai dansé
Slide 17 - Quiz
Welke is juist?
A
Paula est dansé
B
Paula a dansé
C
Paula est dansée
D
Paula a dansée
Slide 18 - Quiz
Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils a parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé
Slide 19 - Quiz
J'ai parlé.
A
Goed
B
Fout
Slide 20 - Quiz
Tu (écouter) in de passé composé:
A
as écouté
B
a écouté
C
ont écouté
D
es écouté
Slide 21 - Quiz
B.1 Le passé composé met être
Hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord:
stap 1: stam = heel ww - er
stap 2: stam + é
être
je
suis
tu
e
s
il / elle / on
est
nous
sommes
vous
êtes
ils / elles
sont
tomb
tomb
é
Il est tombé
Slide 22 - Slide
B.2 Le passé composé met être
Hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord:
stap 1: stam = heel ww - re
stap 2: stam + u
être
je
suis
tu
e
s
il / elle / on
est
nous
sommes
vous
êtes
ils / elles
sont
descend
descend
u
Il est descendu
Slide 23 - Slide
Deze werkwoorden hebben être als hulpww in de pc
Slide 24 - Slide
IK BEN VETROKKEN
passé composé
A
je suis parti
B
tu es parti
C
j'ai parti
D
il a parti
Slide 25 - Quiz
Passé Composé
Kies de juiste vorm:
sortir: Je
A
J'ai sorti
B
Je suis sorti
C
Je suis sortis
D
Je sortissent
Slide 26 - Quiz
Kies de juiste vorm
A
Je suis tombé.
B
J'ai tombé.
C
J'est tombeé.
D
Je suis tombe.
Slide 27 - Quiz
Mon père ... (tomber).
A
est tombée
B
a tombé
C
est tombé
D
est tombés
Slide 28 - Quiz
wat is goed
A
il est arrivé
B
ils a arrivé
C
il est arrivée
D
ils ont arrivés
Slide 29 - Quiz
Vertaal: De meisjes, zij zijn naar de cinema geweest.
Slide 30 - Open question
Vertaal: Deze morgen, heb ik mij gewassen. (Amélie)
Slide 31 - Open question
Vertaal: Ik heb deze les begrepen. (une leçon)
Slide 32 - Open question
Om het werkwoord avoir te oefenen:
Klik hier voor quizlet
Slide 33 - Slide
Klik
hier
om te oefenen met quizlet
Slide 34 - Slide
Wat heb je deze les geleerd?
Wat wil je graag nog meer leren over dit onderwerp?
Slide 35 - Open question
More lessons like this
3 havo passé composé met avoir en être
April 2022
- Lesson with
28 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Klas 2 , passé composé met avoir en être
November 2022
- Lesson with
29 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Herhaling passé composé met avoir en être
June 2023
- Lesson with
29 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Klas 2 , passé composé met avoir en être
April 2023
- Lesson with
33 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
24.2 - partir / sortir herhaling
May 2023
- Lesson with
48 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Klas 2 - passé composé met avoir en être
February 2024
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
passe compose
October 2022
- Lesson with
35 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Chapitre 7 - passé composé met avoir en être
May 2023
- Lesson with
35 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2