Lezen 2.3 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Programma

1. Vier nieuwe schooltaalwoorden
2. Terugblik lesstof §1.3
3. Uitleg lesstof §2.3
4. Oefenen met feiten en meningen
5. Oefeningen maken of lezen

Wat betekent: de term

de term

begrip, woord

Wat betekent: het thema

het thema

onderwerp

Wat betekent: de theorie

de theorie

de leerstof

Wat betekent: de taak

 de taak

(grote) opdracht

Even opfrissen Lezen H 1.3

Wat doe je bij verkennend lezen?

Waaraan herken je een alinea?

Wat doe je als je het onderwerp van een tekst wil weten?

Uit welke onderdelen bestaat een tekst meestal?

1. Inleiding- Kern - Slot
2. Titel - Onderwerp - deelonderwerp
3. Titel- Tussenkopjes-bron
4. Letters - woorden - zinnen

Wat is een deelonderwerp?

1. De tussenkopjes
2. Het onderwerp van de tekst
3. Het onderwerp van een deel van de tekst
4. Het onderwerp van een zin.

§2.3 Lezen

Dit hoofdstuk leer je:

• wat feiten en meningen zijn
• hoe je feiten en meningen herkent
• het opsommend verband

Feiten en meningen

In een tekst kom je feiten en meningen tegen. 

• Een feit is werkelijk zo of is echt gebeurd. Feiten kun je controleren op waarheid. 
• Een mening is wat een persoon vindt van iets. Meningen verschillen vaak. Ander woord voor mening is: standpunt, oordeel, opinie en opvatting.

De koning is jarig op 27 april.

1. Feit
2. Mening

Op 21 maart begint de lente.

1. Feit
2. Mening

De winter is het mooiste seizoen.

1. Feit
2. Mening

Appels zijn gezond.

1. Feit
2. Mening

Mavo Muurhuizen staat in Arnhem.

1. Feit
2. Mening

Snoep moet duurder worden.

1. Feit
2. Mening

Mening

= standpunt

= opinie

= opvatting

Je mening onderbouw je met argumenten.

Bedenk een argument bij:
Huiswerk moet afgeschaft worden.

Wat past waar? Feit of mening?

Feit

Mening

Feit

Feit

Mening

De titel van de tekst is: Suikertaks. Wat weet je hier al van?

In alinea 1 staan twee zinnen met een mening. 

Welke zinnen zijn dat?

(1) Een directeur van de Amsterdamse Gemeentelijke Gezondheidsdienst heeft een nieuwe belasting bedacht: de suikertaks. Zijn standpunt is: suiker is verslavend en daarom moet de overheid ervoor zorgen dat mensen minder suiker gebruiken. Dat moet ze doen door extra belasting te heffen op suiker. Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik het las. Wat een ongelooflijk dom idee.

In alinea 1 staan twee zinnen met een mening. 

Welke zinnen zijn dat?

(1) Een directeur van de Amsterdamse Gemeentelijke Gezondheidsdienst heeft een nieuwe belasting bedacht: de suikertaks. Zijn standpunt is: suiker is verslavend en daarom moet de overheid ervoor zorgen dat mensen minder suiker gebruiken. Dat moet ze doen door extra belasting te heffen op suiker. Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik het las. Wat een ongelooflijk dom idee.

Aan welk woord in alinea 2 herken je de mening van de GGD-directeur?

(2) Volgens de directeur is suiker een drug, net als alcohol en tabak. Daarom moet de gebruiker gewezen worden op de gevaren. Net als op sigarettenpakjes moet op producten zoals frisdrank een sticker worden geplakt: suiker is verslavend en slecht voor uw gezondheid. En precies als voor rookwaar moet voor frisdrank extra belasting worden betaald.

Aan welk woord in alinea 2 herken je de mening van de GGD-directeur?

(2) Volgens de directeur is suiker een drug, net als alcohol en tabak. Daarom moet de gebruiker gewezen worden op de gevaren. Net als op sigarettenpakjes moet op producten zoals frisdrank een sticker worden geplakt: suiker is verslavend en slecht voor uw gezondheid. En precies als voor rookwaar moet voor frisdrank extra belasting worden betaald.

Wat vind jij van de suikertaks?

Goed idee, dan worden we ons meer bewust van de suikers die we eten

Misschien wel handig om in te voeren voor de gezondheid.

Ik ben het eens met de schrijver van de tekst. Gewoon zelf minder eten.

Slecht idee, ik ben dol op suiker en wil daar niet meer voor betalen.

Volgende les:

Opsommend tekstverband

Maken:

§2.3 Vraag 2-3-4-5-6