Online les 4

Welkom bij de online les Nederlands:
Tip! Werk met een dubbel scherm! Split screen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij de online les Nederlands:
Tip! Werk met een dubbel scherm! Split screen

Slide 1 - Slide

Wat ga je vandaag doen en leren?

--> Je gaat alle opgedane kennis toepassen in 1 opdracht: het beantwoorden van vragen bij een examentekst

--> In teams vind je een lijst met alle begrippen die je moet kennen voor de toets

Slide 2 - Slide

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 3 - Slide


In alinea 1 staat dat het Sociaal en Cultureel Planbureau het sport- en zitgedrag van de Nederlands onder de loep heeft genomen. 
Wat wordt daarmee bedoeld?
A
Het SCP heeft dit goed onderzocht
B
Het SCP heeft dit globaal bestudeerd
C
Het SCP heeft dit vergroot weergegeven

Slide 4 - Quiz

Opdracht 2:

Slide 5 - Slide


Welke conclusie trekt Annet Tiessen in alinea 2?
A
Nederlanders brengt zowel de dag als de avond door met activiteiten die ze vooral zittend uitvoeren
B
Nederlanders hebben in vergelijking met andere Europeanen vaak een zittend beroep en bewegen dus minder
C
Nederlanders zijn meer tijd gaan besteden aan activiteiten zoals tv-kijken en bewegen daardoor minder
D
Nederlanders zitten zowel overdag als 's avonds veel en toch bewegen ze meer dan andere Europeanen

Slide 6 - Quiz

 Opdracht 3

Slide 7 - Slide

Welke kenmerken horen bij sporters en welke bij niet-sporters?

Deze mensen gaan vaker met de fiets naar hun werk.
A
sporters
B
niet-sporters

Slide 8 - Quiz

Welke kenmerken horen bij sporters en welke bij niet-sporters?

Deze mensen halen de bewegingsnorm vaker.
A
sporters
B
niet-sporters

Slide 9 - Quiz

Welke kenmerken horen bij sporters en welke bij niet-sporters?

Deze mensen klussen over het algemeen meer.
A
sporters
B
niet-sporters

Slide 10 - Quiz

Welke kenmerken horen bij sporters en welke bij niet-sporters?

Deze mensen tuinieren vaker.
A
sporters
B
niet-sporters

Slide 11 - Quiz

Welke kenmerken horen bij sporters en welke bij niet-sporters?

Deze mensen wandelen vaker.
A
sporters
B
niet-sporters

Slide 12 - Quiz


Wie heeft de opdracht aan het Sociaal en Cultureel Planbureau gegeven om de 'Rapportage Sport' op te leveren?
A
55-plussers
B
jongeren
C
overheid
D
sporters

Slide 13 - Quiz

 Opdracht 4

Slide 14 - Slide


Welke uitspraak past het best bij de informatie uit alinea 4?
A
Als je veel sport, mag je gerust wat meer uren per dag zitten en uitrusten
B
Je hebt een grote kans op een blessure, als je veel aan sport doet
C
Overmatig sporten heeft invloed op je motoriek en kan die zelfs aantasten
D
Zelfs als je veel gesport hebt, is het toch niet verstandig om veel te zitten

Slide 15 - Quiz

 Opdracht 5

Slide 16 - Slide


In alinea 5 staat dat veel Nederlanders te maken krijgen met sportblessures. 

Wat gebeurt er in de alinea daarna?
Alinea 6 geeft

A
een aantal oorzaken van sportblessures
B
een samenvatting van een aantal sportblessures
C
gevolgen van sportblessures
D
voorbeelden van sportblessures

Slide 17 - Quiz

 Opdracht 6

Slide 18 - Slide


Welke zin kan het beste weggelaten worden in een korte samenvatting van de tekst 'Nederlanders zijn kampioen bankzitten'?
A
Het aantal sportblessures is de laatste jaren toegenomen
B
Onder jongeren is hockey tegenwoordig populair en ook dat is een sport waarbij veel blessures voorkomen
C
Sporters voldoen vaker aan de beweegnorm dan niet-sporters, maar lang niet alle sporters
D
Van te weinig sporten of bewegen is bekend dat dat gevaar oplevert voor de gezondheid

Slide 19 - Quiz


De schrijver informeert de lezer over het sport- en zitgedrag. 
Welk doel heeft deze tekst nog meer?
A
De schrijver bewijst dat veel bewegen sportblessures veroorzaakt
B
De schrijver spoort de lezer aan om meer te gaan bewegen
C
De schrijver toont aan dan vooral 55+'ers moeten bewegen
D
De schrijver wil de lezer overtuigen dat bewegen ziektes voorkomt

Slide 20 - Quiz

Hoe leesvaardig vind je jezelf?
010

Slide 21 - Poll

More lessons like this