This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Aan het eind van de les weet jij wanneer je een trema (") of
een koppelteken (-) moet gebruiken
In sommige woorden schrijf je een trema. Je voorkomt zo dat je een woord verkeerd uitspreekt.
Het trema maakt duidelijk dat het om twee klinkers gaat,
en niet om één klank.
poëzie / zeeën / beëindigen
In sommige woorden schrijf je een koppelteken. Je voorkomt zo dat je een woord verkeerd uitspreekt.
familie-uitje / auto-expert / maar knieoperatie
Het koppelteken schrijf je tussen twee delen van een samenstelling:
1. Als de samenstelling verkeerd uitgesproken kan worden
2. In aardrijkskundige aanduidingen
3. Voor of na een hoofdletter
4. Na een cijfer, afkorting of symbool