- Door insecten of dieren: vogels, bijen, wespen, enz.
- Door wind: een licht zaadje kan meewaaien (neusvleugel)
- Door water: sommige zaadjes kunnen blijven drijven. Ze komen in het water terecht en spoelen verderop weer aan.
- Reizen met dieren: in de vacht van een dier kan ook een zaadje blijven zitten. (honden/katten)
- Zelf zaadjes verspreiden: de doperwt schiet zijn zaden als de vrucht open knapt.